- 16 -
De voorzitter: Neen, dat ben ik met U eens. Het is een onzorgvuldigheid.
De heer Fakkers: Dan vind ik dat U op een gegeven moment wol tegen ons tekeer
kunt gaan - natuurlijk dat mag, dat vind ik goed - maar dan gaan wij op een
gegeven moment ook ergens tegenaan. Ik vind het niet correct als ons een on
juist voorstel bereikt.
De voorzitter: Ik vind dat U het te zwaar zegt. Dit voorstel is onzorgvuldig.
Maar nogmaals, als je liegt dan moet je het goed doen, en dat doen wij helemaal
niet. Maar iedereen, iedere goede Fendertsman en iedere rechtgeaarde Heijnin-
ger kan bij eerste lezing zien dat dit voorstel alleen wat die 20 jaar betreft
niet juist is. Nu,,dan vind ik gewoon dat je zoveel vertrouwen moet hebben dat
je zegt, er is een vergissing, eenvoudig omdat het een controleerbare onjuist-
heis is. Er is hier niemand die hier willens en wetens 20 jaar schrijft mijnheer
Fakkers. Dan hebt U recht op wat meer intelligentie en zorgvuldigheid. En dan
wil ik U ook best zeggen dat zo'n punt ons wat gemakkelijker passeert, eerlijk,
omdat je de Inspecteur hebt en omdat het in deze raad te weinig gewoonte is
geweest om naar deze punten te kijken.
De heer Fakkers; Ja, maar ik merk dit juist op om de motivering in de voor
gaande vergaderingen waarin U dus gewoon stelde dat de Inspecteur een bijzon
der goed geheugen heeft en dat hij dus gewoon 10 jaar terug kan kijken en dat
hij alles bijzonder scherp herinnert. Kijk dan wil ik gewoon zeggen dat hij
dat dan ook maar moet doen. Dat is dan toch terecht?
De heer Munters: Mijnheer de voorzitter, het hangt er natuurlijk in deze ook
in sterke mate van af waar men het zwaartepunt op legt. De heer Fakkers die
zegt dat hij de motivering van de Inspecteur niet bijzonder goed vindt en
legt de motivering dus op die 17 en die 20 jaar. Ik voor mij leg het zwaarte
punt op wat de Inspecteur zegt in de tweede alinea, of wat burgemeester en
wethouders zeggen in de 2e alinea, "De Inspecteur van het lager-onderwijs te
Roosendaal deelt mede dat de thans in gebruik zijnde banken inderdaad een
reöle belemmering betekenen voor goed onderwijs volgens de hedendaagse didak-
tische inzichten". Dat is natuurlijk ook een zwaartepunt.
De voorzitter; Ik denk wel hét zwaartepunt.
De heer Munters: Dat is hét zwaartepunt.
De voorzitter: Ik ben al begonnen te zeggen, het gaat inderdaad niet om de
ouderdom. Als het nu 7 jaar was. Die banken zijn afgeschreven. Met mijnheer
van Dis zeg ik, U kunt nog wel 10 jaar doorgaan, kunt nog wel 20 jaar door
gaan. Maar als er nu bijkomt dat een toch niet meer zo jonge bank het geven
van onderwijs volgens nieuwe inzichten in de weg staat en als de Inspecteur
zegt het is akkoord en er is dit bedrag mee gemoeid, dan zeggen wij: dan
gaan wij liefst daar niet tegenin. Maar ik moot zeggen wij hebben met heel
veel opmerkzaamheid geluisterd naar de argumenten vooral van de heer van Dis,
omdat ze zeer principieel zijn. En het is heel wel mogelijk dat hij over 6
maanden met voorstellen van deze aard gelijk gaat krijgen. U spreekt zich
daarover uit. Maar dat vind ik - eerlijk mijnheer Fakkers - van veel verdragen
der en diepere betekenis dan het bezwaar of er nu 20 jaar staat of 17 jaar.
Dat is een "slip of the pen" en daar moeten we verder niet zo lang bij stil
blijven staan. Als wij op deze manier alles moeten lezen dan gaat de aardig
heid er gewoon af.
De heer ..Fakkers: Uiteraard. Maar de afschrijving van de nieuwe leerlingensets
geschiedt in 20 jaar. Hoe is de afschrijving geschied van de oude leerlingen
sets?
De voorzitter: Als U nu bij mij was gekomen drie dagen geleden, dan hadden we
samen dat stuk opgezocht. Ik kan Uw vraag niet beantwoorden, als U met zulke
dingen in een raadsvergadering komt.