- 14 - op de staat L II gaat kijken - dat doe ik ook maar zelden hoor maar dan ziet U dat deze banken afgeschreven zijn. We hebben het besluit niet zo dadelijk kunnen vinden, dat heb ik ook helemaal niet bij de hand. Ik hob alleen op de staat L II gekeken en daar zie ik niets meer van die banken. Dus die banken zijn afgeschreven. En dan mag U ze best houden mijnheer van Dis. De heer van Dis: Dan zijn ze nog niet versleten. De voorzitter; Neen, helemaal niet. Dus U mag ze zéker houden. Daar kom ik dus op hét principiële punt - maar dat bewaar ik voor het laatst - ze zijn afgeschreven. Dan is hier sprake van een roerend goed en een roerend goed dat komt in aanmerking voor een vergoeding ex artikel 72. Er is hier niet, mijnheer Fakkers, sprake van oen onroerend goed, zoals de verwarming die één is met het gebouw. Dat is helaas niet onze mening. Het doet wat onbillijk aan, daar hebt U gelijk in, maar zo zijn de regels nu een maal. Die kachels zijn dus een deel van het gebouw en moet men dus vanuit de onderhoudskosten onderhouden en de onderhoudskosten zijn dus dat beroemde artikel 101 waar U zo net dat bedrag per leerling voor vaststelt. Ja U begrijpt het, maar ik zeg het voor mij zelf overduidelijk. En die bank dat is het roerende goed, daar kan men dus wel komen met artikel 72. Dus U mag ze niet vergelijken. Ze zijn eenvoudig niet te vergelijken. U praat over twee verschillende dingen. En dan is er nog iets anders natuurlijk. We komen dan op het principiölo punt. Ze zijn afgeschreven. Het is dus een andere zaak als de kachel. Ja het is een systeemverandering en dan zegt de een: dat neem ik met een pond zout, die lessen zullen echt niet gestaakt worden op die oude banken, en dan zegt de ander: wij vinden dat wij een jong hoofdonder wijzer moeten steunen in zijn streven om die school zo goed mogelijk te maken, dat vinden we dan met name in deze tijd. Dan geloven we dat we deze school, die goed draait, deze uitgaven niet mogen onthouden. En dan komt het mejuffrouw, mijne heren. We hebben hier eigenlijk nooit veel over onderwijs-vraagstukken gepraat. Wij leggen ons - dat hoeft U niet te doen,helemaal niet - neer bij het advies van de inspecteur. Die heeft niet zelf de posten doorgestreept of posten verlaagd, ook dat is hier gebeurd. U moet wel weten wat U doet als U begint. Overigens volledig ruimte voor Uw opvattingen over verspilling, mijnheer van Dis. Er zullen er meer zijn met U die dat denken. De Inspecteur heeft gezegd ik vind het acceptabel. Die dingen zijn 17 jaar oud ze zijn af geschreven. Een jonge hoofdonderwijzer die wil een nieuwe methode beginnen. Hij krijgt zijn banken. We hebben de Inspecteur gevolgd. Ik heb volle dig begrip voor Uw standpunt dat U het niet noodzakelijk vindt. Dit is echt aan U. De heer Bos: Ja mijnheer de voorzitter, de heer van Dis heeft een principieel punt. Nu ga ik U een principieel punt vragen. U spreekt hier over een jong en ondernemend hoofd. Als die man over 5 jaar vertrekt - hij kan bijvoorbeeld beter - en we krijgen weer een jong en ondernemend hoofd, gaat U het dan weer veranderen omdat die weer andere banken wil? De heer van Dis: Mijnheer de voorzitter, wij moeten er op het ogenblik vanuit gaan dat alle niet noodzakelijke uitgaven bij het onderwijs gecoupeerd moe ten worden. Wanneer er twee uren per week gekort wordt op lesuren dan zeg ik dat vind ik erg. Maar nog erger vind ik het wanneer je tenslotte de uitgaven bij het onderwijs opvoert alleen op argumenten zoals U die naar voren brengt. Wij moeten ons aanpassen bij de tijdsomstandigheden waarin we leven en aan de moeilijkheden welke bij het departement van onderwijs aan de hand zijn. De voorzitter: Nogmaals, hier is heel voel ruimte voor persoonlijke inzich— ten. Ik heb, dat wil ik nogmaals zeggen, heel veel begrip voor de bedenkin gen van mijnheer van Dis. En als ik ooit ergens aan zou denken dan denk ik toch niot aan een "neen", maar aan een "nog niet". Ik wil aan de andere kant zeggen, als U begint naar aanleiding van zo'n voorstel - we zijn na tuurlijk op ander gebied al begonnen met het argument dat we in deze tijd

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1971 | | pagina 274