- 19 -
De heer Nagtzaam: Ik voel dat ik er werkelijk iets van moet gaan zeggen.
Ik geloof, voorzitter, dat ik me als lid van deze raad gelukkig moet prij
zen, dat mijn gedane voorstel betreffende Jeugdbeleid, -sport en -recreatie
waarin door mij wordt voorgesteld de commissie-vergaderingen openbaar te
doen zijn, nu ter behandeling voor ons ligt, zij het echter eerst dan,
nadat het voorstel de revue is gepasseerd van een kersvers geïnstalleerde
advies commissie waarin 4 van mijn geachte collega's raadsleden zitting
hebben en die binnen de raad als raadslid dezelfde rechten genieten voor
stellen te doen op grond van artikel 13 van het Reglement van Orde, ons
naar ik meen, alle bekend. Alleen met dit verschil, voorzitter, dat zij
het genoegen smaken (binnen het kader van hun werkzaamheden uiteraard)
een voorstel van een collega raadslid ter discussie te stellen om het
daarna als advies voor te leggen aan het geacht college, of het gedane
voorstel al dan niet ontvankelijk moet worden geacht of voor verwezen
lijking vatbaar is. Het geacht college was liet al niet eens met het voorstel
door mij gedaan, zonder de commissie gehoord te hebben zo luidt de notu
lering van de raadsvergadering van 5 augustus. Inmiddels heeft de com
missie bij monde van het presidium, haar standpunt bepaald en als advies
neergelegd, zijnde geen openbaarheid van commissie-vergaderingen te wensen.
De gedachtengang van ons geacht college vergezelt 't ingenomen standpunt
van de advies commissie. Rest ons nog voorzitter, het besluit van het
hoge, zo niet 't hoogst bestuurlijk appaat, de raad kan, of liever, de
overgebleven raadsleden die tot nu toe nog geen stem in 't kapittel hadden,
kunnen nu hun besluit nemen over een panklaar advies, succes bij voor
baat verzekerd, met een levenslange garantie. Het einde, mijnheer de
voorzitter, geen angst, en geen vrees of blaam zal ons treffen, want alles
geschiedt in het openbaar en publiekelijk te kijk. Zeg maar ja tegen het
leven. Een proeve van besluitvorming. Ik schroom niet te zeggen, mijnheer
de voorzitter, dat de besluitvorming van de raad, op een dergelijke manier
in een discutabel stadium geraakt, In mijn voorstel, noem ik de belang
rijkheid van een commissie, mijnheer de voorzitter, aangezien deze com
missie zich gaat bewegen op een enorm werkterrein, met zovéél genuanceerde
aspecten L Jeugdbeleid is naar mijn overtuiging in het algemeen
het meest""omvangrijke gebied dat momenteel nog geen afbakening heeft en
geen sterveling kan bepalen waar de grenzen zullen moeten komen te liggen,
omdat de huidige ontwikkeling geen monotoon ritme kent, doch vol ups en
downs, haar sporen trekt door de tijd en haar weg vervolgt, zonder het
een halt te kunnen toe roepen. Ik geloof, mijnheer de voorzitter, dat we
de jeugd het volle pond moeten geven voor het bepalen van het beleid.
Hun beleid. En dan mijnheer de voorzitter, niet in do enge zin maar in de
ruimste zin en op een brede basis, onder auspiciën dat wenselijk geacht
wordt maar niet onder supervisie. Als we de hele procedure nagaan, van
het begin af, mijnheer de voorzitter, dan zien we hoe met een zorgelijke
ijver e^n commissie uit de grond gestampt werd en bij de stemming het lot
besliste. Dat zou dan voor ons allemaal, een noodsein moeten zijn, om ons
af te vragen, of we alles hebben gedaan, wat mogelijk was. De brieven
van verenigingen die zijn neergelegd in de stukken, van de vorige ver
gadering, geven daar schijn en blijk van. Niet iedere vereniging was aan
geschreven, niet iedere vereniging is vertegenwoordigd. Ik geloof, mijnheer
de voorzitter, dat we niet zo maar kunnen voorbij gaan aan de enkeling
omdat zij allemaal recht hebben om er bij betrokken te zijn. Alleen daarom,
mijnheer de voorzitter, zou ik willen pleiten om de commissie-vergadering
openbaar te houden zodat eenieder kan zien en horen hoe een besluitvorming
gestalte krijgt, ook al is het dan nog maar een advies. Alles, mijnheer
de voorzitter, heeft z'n uur. Ik meen, mijnheer de voorzitter, dat in
elke gemeente gelegenheid geboden is om het tekstloze werkstuk van
Dirk Jan Blijker, in de Film van "In de ban van het gebeuren" te aan
schouwen. Ik heb het genoegen gehad, mijnheer de voorzitter, bij de
^dat het niet mogelijk zal blijken alles te overzien.