- 13 - waar mijnheer Nijhoff over schrijft, al in die 25 cent zit, dus daar slaat mijnheer Nijhoff de plank mis.Dan kan ik U ook wel zeggen dat in die 25 cent al een reserve ligt opgesloten. Maar ik verheel mij niet - en daar sta ik volledig achter mijnheer Fakkers, behalve dan het uittreden na tien jaar, dat kan al na vijf jaar - dat U inderdaad niet weet waar U aan mee gaat doen. U weet niet precies hoe deze gemeenschappelijke regeling zich ontwikkelt en dat is eigenlijk het bezwaar dat de heer Fakkers heeft genoemd. Ik heb dat bezwaar zelf ook gehad. Eigenlijk vanmiddag nog, toen ik de zaken eens na ging en ik heb voor mijzelf een opschortende voor waarde geformuleerd voor de toetreding. En ik kan mij voorstellen dat dan de bezwaren zijn weggenomen. Namelijk dat Uw raad besluit toe te treden, als Uw raad een bevredigend antwoord krijgt op de vraag hoe het budget - dus de bijdrage per hoofd van de bevolking - de komende vijf jaar zal zijn. Met andere woorden of er sprake is, of zal zijn, van een regionaal samenwerkende brandweer met een centrale melding en een centrale coördi natie, óf van het uitgroeien tot een centraal geleide en bewerktuigde ge westelijke brandweer volgens het model van de inspectie van de brandweer. Ik geloof dat dit de kernvraag is. En ik moet U bekennen dat dit niet voldoende in het voorstel tot uiting komt. We kunnen hier twee dingen doen. We kunnen het punt terug nemen en deze vraag stellen. U kunt ook zeggen dat we wel toetreden, maar dan onder de opschortende voorwaarde dat deze vraag bevredigend wordt beantwoord. Ik geef U graag het woord wat U het liefst wilt. Ik heb hierover met de wethouders niet kunnen overleggen. De heer Munters:Met een restrictie dan, mijnheer de voorzitter, dat - wan neer die vraag niet beantwoord wordt - we het verzoek herhalen. De voorzitter: U spreekt zich maar rustig uit, het komt beide op hetzelfde neer. De heer van Dueren den Hollander: Ik zou het dan, geloof ik, liever zo spelen dat die vraag doodeenvoudig gesteld wordt. De voorzitter: Goed. De heer van Dueren den Hollander: En dat we ons daarna, als raad, uitspre ken. De voorzitter: Vind ik ook goed. De heer van Dueren den Hollander: Ik heb het wat bewust gedaan. De voorzitter: Het klinkt natuurlijk minder leuk voor Roosendaal, maar het is wel veiliger. De heer van Dusren den Hollander: Het klinkt minder leuk voor Roosendaal. Maar aan de andere kant klinkt het positief van onze kant om met een der gelijke vraag vóór de toetreding te komen. Wij hoeven nu ook niet als het ware op onze knieën te gaan zitten,zo is het niet, laat Roosendaal dat maar goed ervaren De voorzitter: Ik vind het een zinnige vraag. De heer van Dueren den Hollander: Het intergemeentelijk overleg zegt mij niet zo bijzonder veel. Als ik de brieven en de verslagen lees vraag ik me af of dat nu allemaal waarachtig goed bestede tijd is.Het is beslist zo dat het straks zo ver komt dat Willemstad en Dinteloord ja gezegd hebben, voordat we gemeentelijk heringedeeld zijn. Dat hebben de colleges en de raden van dit moment dan gedaan. Dat wil niet zeggen dat, wanneer we het straks in gesprek brengen in de nieuwe bestuurlijke situatie, het dan nog zo zal zijn en dat we dan geen adhesie krijgen. De heer Bos: Voorzitter, men verstaat in Roosendaal uitmuntend de kunst om alles vierkant verkeerd voor te stellen. Van dat kwartje geloof ik

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1971 | | pagina 183