- 6 - deze punten stel ik voor alsnog aan Kooijman de gevraagde bouwvergunning te verlenen, omdat hij er naar mijn mening recht op heeft. De heer van Oueren den Hollander: Voorzitter, een kleine vraag,liggen or ook hier in onze gemeente ten aanzien van deze vraagstelling van de heer Kooijman precedenten? Do heer Bos: Er wordt gesproken over agrarische-technische hulpbedrijven. Ik meen dat er op Zwingelspaan, daar gaat het om, nog zo'n bedrijf is dat een heel groot gebouw heeft staan. Misschien staat het in een andere gemeente, dat is dan helaas jammer dat het onder twee gemeenten valt, maai" het is wel aanwezig De voorzitter; Welk bedrijf bedoelt U? De heer Bos; Hollemans, dat is precies hetzelfde, een technisch hulpbedrijf. De voorzitter: Dan zou ik graag zeggen, mijnheer Bos, dat we van plan zijn betrokkene op precies dezelfde manier vergunning te verlenen. Hollemans heeft namelijk vergunning gekregen met toepassing van artikel 20 van de Wederopbouw- wot. En wat U hier leest is niets anders dan dat wij dat van plan zijn. De Wederopbouwwet is echter vervallen en we moeten nu toepassing geven aan ar tikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, verbonden aan artikel 50 van de Woningwet. Dat leest U hier in het voorstel. Alleen moet U dan - als U dat zou doen voordat dat plan Buitengebied is vastgesteld - alle andere bouwaanvragen bevriezen omdat U een zogenaamd "voorbereidingsbesluit" moet nemen. Dus volstrekt gelijk recht, met dit ene facet daar nog aan toevoegend dat iedere expert tot de conclusie zal komen dat bij Hollemans zeker sprake is van een agrarisch-technisch hulpbedrijf, dat U dan kunt definiëren als een bedrijf dat overwegend of uitsluitend goederen of diensten levert aan agrariërs. Het is de vraag of dit bedrijf dat doet. Wij zijn geneigd tot de gedachte over te hellen dat dit zo is. Maar het is natuurlijk niet zo'n specifiek agrarisch-technisch hulpbedrijf als dat van de gebroeders Hollemans, die geholpen zijn, zoals ook dit bedrijf geholpen zal worden. Ook de heer Hollemans kreeg dit niet zondermeer en op eerste aanroep. Mijnheer van Dis, of er nu schade wordt geleden dat is, zoals dat heet, natuurlijk niet rele vant. Het gaat bij het bepalen van de bestemming niet om schade. Het gaat er eenvoudig om welke bestemming Uw raad aan een bepaald gebied heeft gegeven. Ik mag U weer wijzen op de befaamde burgerbebouwing. De schade daarvan is ook minimaal, zo niet afwezig. Toch wordt dat fel tegengegaan omdat men een voudig een agrarisch gebied voor agrariërs wil reserveren. U moet geen ele menten in de discussie mengen die eenvoudig niet terzake zijn. Bij al het gepraat over het milieu hoop ik toch dat men toch ook eens naar de andere kant praat. Indien U voort gaat Uw agrarisch gebied te gebruiken voor zulke bedrijven, dan kan ik U zeggen dat wij met name over zulke bedrijven wel de gelijk klachten hebben gehad. Namelijk de opslag en het verbranden van banden en één stap verder begint men met auto's, dan vloeit de benzine en olie in de sloot. Daar hebben wij zelfs een bijzonder agressieve en felle klacht van gehad van een inwoner uit onze gemeente. Het is niet denkbaar dat zo'n bedrijf dus het agrarisch milieu bederft, hoewel het er niet persé in ligt opgesloten. Wij weigeren uitsluitend omdat het niet past naar de bestemming. En dan wil ik, mijne heren raadsleden, U toch ook wel weer attenderen op het feit dat U allemaal met het grootste gemak, vooral mijnheer Kannekens, ever de toepassing van de Wet heen loopt. U kunt niet de ene keer een beroep doen op de wet on die wet de andere keer eenvoudig voorbij lopen. Betrokkene is, zonder dit aan ons te vragen, op het platteland gaan zitten, daarmee een overtreding plegende omdat hij een gebouw - dat daar staande, automatisch een agrarische bestemming heeft of een vaste bestemming - niet als zodanig is gaan gebruiken. Dit was ons onbekend, hij heeft dat niet aan ons gevraagd.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1971 | | pagina 176