- 6 - ting weer over een verplaatsing terwijl het voor iedereen duidelijk is dat het een oprichting is van een nieuw benzinestation. Ik wil het bij deze opmerking laten want wij ontmoeten elkaar wel bij de Kroon. Mocht ik daar verliezer zijn dan zal ik dat ruiterlijk nemen en dat hoop ik ook van U. De voorzitter: Ik voel me bij voorbaat geen verliezer hoor. Daarvoor is voor mij deze zaak van te ondergeschikte aard, dus U kunt op mijn ruiterlijkheid rekenen Nog iemand van U? De heer van Duercn don Hollander: Voorzitter, ik hoop dat als ik wat zeg dat persoonlijke rolatios met zaken toch in elkaar niet verstrengeld worden. Ik weet nog goed dat wij met dit punt bezig zijn geweest in een eerdere raadsvergadering. Toen hebben wij besluiten genomen en niet iedereen heeft toen do consequonteis overzien. Als ze dat gedaan hadden dan hadden we nu wat minder stil hoeven te staan bij wat er op het ogenblik gebeurt. Want een en ander is de consequentie en is het verlengde van ons toen genomen besluit. Daar kan ik niet onderuit en ik moet U ook eerlijk zeggen, daar wil ik niet onderuit. Het is een zaak die we toon gedaan hebben en daar hebben wc ons bij neer te leggen, dacht ik. Zo liggen de papieren voor mij, maar misschien niet voor anderenEn dat moeten wij dan ook willen aanvaarden De heer KannokonstVoorzitter, ik wil er de heer van Dueren den Hollander wel even op attenderen dat volgens Uw besluit van 9 april 1970 en Uw besluit van 1967 al bepaald is dat U de bedoelde vergunning moest verlenen. Op 16 novem ber 1967 heeft de raad een Verordening Benzinepompen vastgesteld om benzine pompen te weren. We hebben ook een Hinderwet om in richtingen te weren. Daar wordt in dit geval van af gewekenomdatvolgens mijde gemeente er zelf belanghebbende bij is. De voorzitter: Ik vind het nu jammer dat U na Uw eerste onthouding die laatste opmerking wel plaatst, want dat is nu gewoon absoluut onjuist. In de eerste plaats wat die Hinderwet betreft. Als de gemeente een pand verhuurt dan is dat een overeenkomst naar burgerlijk recht. Daar staat de gemeente net zo in do overeenkomst als Umijnheer Kannekensdie garage^ verhuurd hadof een van de andere aanwezigen hier. De gemeente moet en zou en kan ook niet anders de vergunning krachtens de Hinderwet verlenen, dat staat duidelijk in ons voorstel. Toch zegt U het weer. U moet het daarvan scheiden. De gemeente kan 100 scholen verhuren als krachtens de objectieve bepalingen van de Hin derwet geen vergunning kon en mag worden verleend dan kan de gemeente dat niet. De gemeente moet zich splitsen. Het is rechtskundig moeilijk, maar het is een eerlijke zaak,acht, mijnheer Kannekens. Wij kunnen 100 keer eigen belangen zien in de verhuur van de school als wij geen vergunning kunnen ver lenen krachtens de Hinderwet. Dat is geen autonome taak, weet U wel, maar dit is een taak van medebewindwe hebben hot daar al eens meer over gehad, dat is een ons opgedragen taak door de rijkswetgever. Dat doen we niet om dat we het leuk vinden. Die Verordening Benzinepompen stelt Uw raad zelf vast. Daar kunnen we dus als burgemeester en wethouders zeggen: "Dan zou het toch wel raar zijn als we in ons beleid afweken van een eerder aan Uw raad voorgelegd beleid". De Hinderwet dat is een taak van medebewind, daar zijn wij zetbazen van het Rijk. Dat mag en dat kan met onze eigen belangen niets te maken hebben. U kunt hooguit zeggen: "Als burgemeester en wethou ders van te voren weten of vermoeden dat ze geen Hinderwetsvergunning kunnen geven en we gaan toch naar burgerlijk recht een school verhuren, dan zijn we natuurlijk wel op een zeer dubieus pad. Maar het omgekeerde, dat wij Hinderwetsvergunning zouden moeten verlenen omdat we verhuurd hebben neen, dat mag U niet zeggen. Dat kan ook niet en wat dat betreft hoop ik dat we elkaar weer ontmoeten bij de Kroon, want dan zult U datzelfde geluid ook daar horen. Niet omdat wij bij voorbaat gelijk hebben. Misschien hebben we tenonrechtc, dat kon best, die vergunning verleend. Niet om de

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1971 | | pagina 146