- 38 -
begin meet beginnen en dan neem ik aan dat er eerst overleg komt tussen do
betrokken gemeenten, de burgemeesters of de colleges van burgemeester en
wethouders en daar informatief gesproken wordt en dat daar geen besluit
vorming plaats vindt. Trouwens er is nog geen enkel besluit genomen. Alleen
zijn er verschillende besluiten tegen gesproken, op voorhand, want de een die
zegt: "Het komt er wel" en de ander die zegt: "Het komt er niet". De mensen,
die op het ogenblik met Verkeer en Waterstaat in hoogste persoon te maken
hebben die zeggen eigenlijk al voor 90/0 dat het hier niet komt, althans dat
is de laatste uitspraak. Je gaat deze zaken natuurlijk ook weieens in het
sentiment trekken, en dat ik dat nu zeg als agrariër, dat moet dan toch wel
goed overkomen, want er kan bijna niets gebeuren of het gaat over grond die
boeren bewerken. Maar men zal bij aanvang tegen industrievorming moeten zijn.
Men moet tegen een luchthaven stellig zijn. Men moet in wezen overal tegen
zijn. Aan de andere kant moet je weten wanneer je overal tegen bent op voor
hand, je dan incalculeert dat je ook een stuk verdiensten voor de totale
bevolking wegduwt. Dat zit er ook een beetje in. Ik kan niet zeggen of ik er
vóór ben en ook niet of ik er tegen ben. Ik wil eerst uitgewerkte en reële
plannen zien. Weet U waar ik meer behoefte aan heb, mijnheer de voorzitter,
dat is dat men op korte termijn zijn uitspraken gaat doen. Wat mij betreft
ever de hele Westhoek van Noord-Brabant opdat wij eens weten waar we aan toe
zijn. Dan wil ik er desnoods ook nog iets aan opofferen, maar dan moeten
daar natuurlijk zaken tegenover staan, die acceptabel zijn. Dan moeten we
niet zomaar klakkeloos zeggen: "Er moeten twee gemeenten afgebroken worden".
Men moet concreet komen met allerlei concept-plannen en daar moeten wij wel
tegenaan mogen leunen en daar moeten wij misschien ook tegenaan mogen schoppen.
Dat wil dan niet zeggen dat het al dan niet door moet gaanDat kan ik van
daag nog niet zeggen. Ik zou het toch wel een schok vinden wanneer we plot
seling morgen niets meer hadden dan het stukje agrarisch terrein, wat we in
het verleden hadden. Dat zou ik toch erg vinden. Want wij zijn overal tegen.
Wij liggen hier bijzonder kwetsbaar met onze gronden. We hebben wat teveel
over het tegen gepraat maar we moeten misschien wat positiever redeneren,
als het dan toch door moet gaan, over allerlei maatregelen ter bescherming
van de luchtverontreiniging en watervervuiling en daar stringente eisen aan
stellen en er wat tegenover willen stellen financieel.
De heer Fakkers: Mijnheer de voorzitter, ik hoor het allemaal met stijgende
verbazing aan. Er is zonet bij een of ander punt gesproken dat de raad toch
eigenlijk wel het hoofd is van de gemeente. U heeft dat zelf gememoreerd.
Nu kan ik het dus misschien verkeerd opgesteld hebben en dat zal dan wel
weer mijn fout zijn als pas nieuw en nog steeds niet ingewerkt raadslid,
maar het vraagt niet vóór of tegen het vliegveld te zijn. Als ik dan de nota
van de 2e nationale luchthaven neem, dan staat daar zelfs in, dat het ook
gezien moet worden als een globale benadering. De deskundigheid en de man
kracht in de provincie ontbreken, dus dan geven degenen,die deze nota hebben
opgesteld, zondermeer al toe dat ze gewoon niet deskundig genoeg zijn, dus
wij als raad dan ook niet. Waar ik bezwaar tegen heb en waar het dan tegen
gericht is, is het feit dat het besluitvormingsproces tot stand komt op een
manier, die gewoon niet juist is, omdat degenen die op 26 april in de regio
Roosendaal gaan beslissen, zich gaan beraden over het ontwerpbesluit van
Gedeputeerde Staten, zonder dat zij hun gemeenteraden om een mandaat hebben
gevraagd. Het gaat er om dat de gemeenteraad ingevolge artikel 1 van de ge
meentewet het hoofd is van de gemeente, memoreert dat er in de nota staat,
en dat heb ik dan ook wel gelezen, die inspraak die komt allemaal, maar dan
komt hij achteraf. Op dit moment nemen een aantal burgemeesters, en of we
daar nu over kunnen praten en denken dat moeten we allemaal zelf weten, deel
aan een beraad, dat gaat over het ontwerp besluit van Gedeputeerde Staten
dat op 29 april a.s. zal worden voorgelegd aan Provinciale Staten. Dat
beraad geschiedt zonder mandaat van de raad. Burgemeester van der Meer
van Steenbergen heeft zondermeer gezegd: "Ik wil mijn raad daarin kennen",