- 22 - wil ik er toch iets meer van zeggen en mijn mening hierover geven. Ik ben nog steeds tegen dit voorstel en wel om de volgende redenen. 1e. Ik ben van mening dat presentiegelden voor raadsvergaderingen en com missievergaderingen en dat is dan volgens artikel 60 der gemeentewet, vastgesteld worden door Gedeputeerde Staten nadat de raad is gehoord. En daar gaat het mij nu om: "Nadat de raad is gehoord". Er zijn, dacht ik, verschillende andere problemen die veel zwaarder zijn dan deze vergoedingen, waar een andere hogere instantie over beslist, nadat de raad niet of te laat of helemaal niet gehoord wordt. Vliegveld'Steenbergen kan misschien al een voorbeeld worden. Laten we hopen van niet. 2e. Daar gaat dan misschien mijn minderwaardigheidscomplex een rol spelen. Ik vind het niet juist dat wij zelf zomaar kunnen beslissen of wij een verhoging moeten nemen of niet. Dat moeten die hogere instanties dan maar doen. 3e. Ik geloof niet, dat dit weer helemaal overeenkomt met punt 19 van deze agenda, waar we eerst een belastingverhoging voorstellen om dan direct daarna van die verhoging zelf te persoonlijk gaan profiteren. 4e. Dit voorstel wordt dan bovendien ook nog in afwijking gesteld met do ontwerp-regelingen van Gedeputeerde Staten. U begrijpt, mijnheer de voorzitter, natuurlijk wel dat ik tegen dit voorstel ben en daarom ook stemming verlang over dit voorstelMacht de raad dan toch besluiten om deze verhogingen te handhaven don wil ik U wel mededelen, dat ik zal weigeren om deze verhogingen aan te nemen. Misschien is er wel een goed doel mee gebaat. Aangevuld in raadsvergadering 27 mei 1°71 •t^Tieur'ZvanCUu'r 'ierf:D$i^nfceer erevoorzitter, over de vergoedingsregeling voor het bijwonen van raads- en commissievergaderingen het volgende. Per" soanlijk kan ik mij neerleggen bij het besluit van Gedeputeerde Staten tot de vaststelling van deze vergoedingen. Met het voorstel van burgemeester en wethouders kan ik mij niet verenigen om als raad van Fijnaart en Heijnin— gen het presentiegeld te verhogen in de vorm van 30,voop een raads vergadering en 17,50 voor een commissievergadering. Mijnheer de voorzit ter, gebruik makende van artikel 14 van het reglement van orde zal ik het volgende amendement indienen:"Naar aanleiding van het vorenstaande stellen wij Gedeputeerde Staten voor te verzoeken de vergoedingen voor het bijwonen van de raads— en commissievergaderingen gelijk té stellen met de vergoedingen, zoals die gelden in de provincies Zeeland, Limburg en Zuid-Holland". Volgens mij zijn dit,als onze naburen de juiste provincies. De heer Fakkers: Dat is een goed voorstel en dat is beter geargumenteerd. De voorzitter: U zou alleen beter kunnen spreken van een aanvulling dan van een amendement, want U wijkt eigenlijk niet af van ons voorstel. De heer van der V/erf: Dat mag ook. De heer Fakkers: Mijnheer de voorzitter, ik sluit mij bij de woorden van cclloga van der Werf volledig aan De aanvulling is terecht. De voorzitter: Mijnheer van der Werf, U had het beter van te voren even kunnen opnemen, want U ziet bij Zeeland staat 30,bij Zuid-Holland 30,en bij Limburg 30,50. Daar is het eerste verschil al. Dan ziet U voor de commissievergaderingen bij Zeeland 15,,bij Zuid-Hol land 32,50 en bij Limburg 23,Dan heb je dus drie verschillen. Uw voorstel is verdeeld in zichzelve en dat is wat moeilijk. Het gaat wel op voor de presentiegelden van de raadsvergaderingen namelijk Zeeland 30,Zuid-Holland, ook al weer niet, 32,50 en Limburg 30,50, dus het gaat helaas niet op. V/ij hebben, laat ik dat voorop stallen, alleen maar diep respect voor da woorden van het jeugdige raadslid Nuiten, die zegt: "Ik leg me wel neer bij het peil dat door Gedputeerde 3taton voor ---

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1971 | | pagina 100