De heer van Dueren den Hollander; Voorzitter, ten aanzien van deze zaak hebben we het klimaat eigenlijk wat tegen. Wat bedoel ik nu met het klimaat tegen hebben? Het agrarische klimaat hebben we tegen, dat is zo langzamer hand wel bij het publiek doorgedrongen. Als agrariër gaan we achteruit, we zitten in een geweldige structurele hervorming. Dat betekent wanneer we van daag rationeel en ook vanuit het rendements-oogpunt bezien als agrarisch- ondernemer werkzaam willen zijn,dan moeten we minstens bedrijven gaan krijgen van pak weg zo'n 150 h 200 ha. en dat is niet direct realiseerbaar. Met andere woorden: als deze mensen vandaag ervoor zouden komen te staan dan zouden ze kiezen, geloof ik, laten ze het maar hoger maken, U begrijpt goed genoeg wat ik bedoel. Dan constateer ik nog één ding. Ik wil die indus trie niet zoveel en niet alles in de weg leggen. De laatste tijd, dat merk je nog al eens, zouden we er eigenlijk veel harder op moeten zitten als raden en wie weet wie nog meer, over die hele vervuiling. Als die industrie er komt zouden we oisen moeten gaan stellen, omtrent die hele lucht- en watervervuiling en ga zo maar door. Je kunt er alles in betrekken aan de dag van vandaag, want dat neemt schokkende vormen aan. Niettemin wijzigt dit mijn principe niet, want ik wil dat ook wel tegenhouden. Maar ik wil deze zaken toch wel even constateren, want daar zitten we vandaag mee. De voorzitter: Nog iemand van U in tweede instantie? Neen? Ik ben toch wel blij met Uw bijdrage. Gok omdat U zonet zei:"U ziet het er uiteindelijk toch van komen dat het hier komt". Dat zou ik nog weieens met U eens kunnen zijn. Maar dan is er nog iets: dan zou ik toch terwille van de sociale geaardheid, de structuur zeggen ze, van de Noord-Westhoek van Noord-Brabant, er voor willen pleiten dat er een duidelijke fasering in het plan komt. En dat we niet overstappen binnen tien jaar - alles gaat heel snel, dat weet ik wel - van een paar kleine industrieterreinen zoals Dintel- mond, wat overigens voor onze schaal ook een heel groot terrein is, op 2.000 ha, bij Moerdijk en 2.000 ha. bij Tonnekreek, Ik kan me voorstellen, dat rond het jaar 2.000 het Sloegebied en het Delfzijlse gebied volledig zijn uitgeput evenals de Maasvlakte en eventuele stroken in de Hoekse Waard, langs een al of niet gegraven kanaal. Ik kan me ook voorstellen dat dat eerder is. Maar wij nemen het besluit nd. Ik geloof dat het nu voor onze streek bepaald niet bevordelijk zou zijn als dit industrieterrein daar op deze manier zou komen. Het is, dat heb ik meer gezegd, een buitengewoon groot probleem, een welhaast catastrofale samenhang dat U woont in het dichtst bevolkte land ter wereld, in het voor zware industrieën best gesitueerde land ter wereld en dat U dan ook nog eens woont in een land dat aan water gelegen is. Dat zijn de drie factoren die wij niet in de hand hebben en die samengaan. Die maken dat nu juist die zware proces-industrieën die water nodig hebben en al die grote bedrijven die centraal in Europa willen zitten zich niet tot Zwitserland of Oostenrijk wenden, want daar is geen water, maar het liefst naar Nederland,België of Homburg komen. Daar moeten we mee leven, dat brengt ook welvaart met zich mee, dat brengt helaas ook de hele proble matiek van de milieu-hygiene met zich mee. U leest hier niet in dat het nooit zal gebeuren, U gelieve hierin te lezen dat wij het op dit moment niet verant woord vindon dat dit op zo'n wijze gebeurt als dit wel gesuggereerd wordt. De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders. Voorstel tot ongegrondverklaring beroep N. de Vos tegen besluit burgemeester en wethouders tot weigering van een bouwvergunning. De heer Bos: Voorzitter, wanneer ik de man van de straat beluister dan dacht ik dat deze zaak inmiddels tot een oplossing is gekomen, U weet dat ik pei>- soonlijk tegenwoordig geweest ben bij het gesprek met de heer de Vos. Ik wil aan deze bijzonder moeilijke materie dit laatste nog aan toevoegen:

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1970 | | pagina 92