- 7 - En als de raad dan zegt: "wij gaan het toch doen", dan geloof ik, inderdaad, dat de raad zich blameert. Mijnheer Lambregts, U zit als lid van de gemeenteraad, en als raad in zijn totaliteit, om de belangen van Uw gemeentenaren te dienen op grond van de wetten van rijk, provincie en gemeente. Er hoeft namelijk geen tegenstelling te zijn tussen het dienen van de belangen van de gemeentenaren en het onder houden van de wet. Ik geloof dat dat juist een misverstand is, dat juist vandaag aan de dag in bepaalde steden van ons land gedurig opduikt, dot men denkt dat er wel een tegenstelling is tussen de bestaande wet en de belangen van de burgers. Ik heb U zonet nog uitgelegd, dat wat voor deze burger scha delijk is, voor andere burgers gezond is. U dient dus de belangen van Uw ge meentenaren door wijze wetten vast te stellen. U kunt er dus over twisten of deze wet een wijze wet is. Dan kom ik terug op wat ik de heer Bos heb ge zegd. U krijgt de kans om die wet te veranderen. Als U die wet eenmaal hebt vastgesteld is het handhaven van die wet in het belang van Uw gemeentcnaren. Ik kan het niet anders zien. Ziet U het namelijk anders dan verzandt U in absolute willekeur, dat U de ene burger, omdat U hem kent, een eigen wetje zult geven, en de andere burger, omdat U hem niet kent, of omdat hij niet in beroep gaat, de ongunstige wet zult geven. Ik geloof niet, dat U die tegenstel ling moet zien. Als U nu kijkt naar dit geval. Dit beroepschrift, dat is mede geschreven door 66n van Uw raadsleden en dat vind ik een zeer goede zaak. Deze man heeft het belang van deze gemeentonaar gediend. Hij had ook naar de secretarie kunnen komen en kunnen zeggen: ik ben niet zo vlot met de pen, willen jullie me helpen". Dan had ik hem zelf geholpen, We kunnen doen wat mijnheer van der Werf zegt, namelijk proberen om er iets aan te doen, maar U kunt nieo een door U zelf gemaakte wet opzij zetten» Als U daarmee begint dan bent U eenvoudig nergens meer. Voor zover het mogelijk is, binnen de door U zelf gemaakte wetten, moeten wij zeker alles doen om de heer de Vos te helpen. Mijnheer van Disals U gaat wachten dan kunnen burgemeester en wethouders geen vergunning ingevolge artikel 20 der Wedcropbouwwet meer verlenen. Ik kan U wel zeggen dat burgemeester en wethouders niet overwegen om een ver gunning ingevolge artikel 20 der Wederopbouwwet te verlenen,omdat dat weer in strijd zou zijn met het gehele beleid. Volgens de wet kan de raad dit ddn keer voor maximaal twee maanden verdagen. De volgende raadsvergadering vindt plaats op 25 juni a»s«. U kunt dus besluiten, en het college van burgemeester en wethouders heeft daar geen enkel bezwaar tegen om het te verdagen, als dat de zaak tot een oplossing kan brengen, hetzij door het vinden van een an dere oplossing, hoe dan ook, hetzij door het vinden van woonruimte. U kunt dan op 25 juni alsnog over dit punt vergaderen en besluiten. Wil nog iemand van U in allerlaatste instantie het woord? De heer van Ducren den Hollander: Voorzitter, ik heb U, dacht ik, helemaal niet aangevochten. Ik ben begonnen te stellen zelfs, dat juridisch hier geen ruimte in zit om de vergunning te verlenen. Voor dat woord "blameren" ten aanzien van een raad had ik liever een ander woord gezocht. We hebben al meer van die gevallen gehad en elke keer komt het vervelend aan, wanneer men moet zeggen: "ik ga gebruik maken van artikel 76 der gemeentewet om het ter vernietiging voor te dragen aan de Kroon en dat is een blameren van de raad". Dat wil ik dan maar liever achterwege laten, want wat hob je daar aan. Ik ben het helemaal met U eens. Wij hebben hier geen ruimte, zelfs geloof ik niet via een vergunning ingevolge artikel 20 der Wederopbouwwet, want tegen wit moeten we geen zwart zeggen. Wel hebben we geloof ik - en dan ondersteun ik direct weer het voorstel van de heer van der Werf - nog 66n keer de taak en daarom zou ik het graag verdaagd zien, om in goed overleg met deze man toch tot oen oplossing te komen. Dat is veel eleganter.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1970 | | pagina 79