- 5 - Verder staat er nog in het artikel van Dr. C.J. Verplankc, dat dit euvel vooral voorkomt - en begrijp nu echt wat ik bedoel, en daarom dat het met zoveel nadruk gesteld is in de raden van kleine of minder grote gemeen ten. Daarom is het hier met nadruk gesteld dat ook de raad bij zulke nare dingen groot kan zijn door zijn verantwoordelijkheid te tonen. Daarom hebben wij dit weer zo heel duidelijk opgesteld. Mijnheer Lambregts, wij betreuren het ook, met U, maar wij zitten hier niet om te betreuren, helaas niet. We kunnen proberen, zoals de heer van der ,'ierf heeft voorgesteld, deze man alsnog te helpen. U moet de wet toe passen en daar houdt het mee op. Bij de behandeling van het beroep van van de V/eijgaert kon U nog zeggen dat het een klein dingentje was, een twijfel geval, zeker achteraf, Dit is natuurlijk een zeer principiële zaak» Iedereen weet dat U in het Landelijk gebied, geen agrariër zijnde, geen bungalow of huis mag bouwen. Zou dat w. 1 mogen door eerst vijf jaar in strijd met de wet die keet te laten staan, dan kunt U gewoon andere mensen, wier normale bouwaanvragen wij inmiddels bij tientallen hebben afgewezen eenvoudig niet eerlijk meer in de ogen zien. U schept dan rechts ongelijkheid en rechtsonzekerheid, die niet door de beugel kan. Mijnheer van Dis, artikel 20 der Wederopbouwwet geldt nog voor enige weken. Maar een vergunning ingevolge artikel 20 der Wederopbouwwet willen bur gemeester en wethouders niet verlenen, nu het hier niet iemand betreft, zoals bij van de Weijgaert, die daar zijn agrarisch bedrijf heeft. Ook een vergunning ingevolge artikel 20 der Wederopbouwwet is gebonden aan beleid, wij zijn er bijzonder soepel mee. Ik kan er zo 20 opnoemen en U weet ze zelf trouwens ook wel te staan. Voor een dienstwoning is er altijd nog een relatie met een agrarisch bedrijf, die is er hier niet. Ik ge loof dat ik L! zeer uitvoerig beantwoord heb. Wie van U mag ik in tweede instantie het woord verlenen? hoer BosVoorzitter, U hebt het allemaal heel knap verdedigd, en ik kan Uw gedachtengang heel goed volgen. Die toepassing wat U voor de raad oen blamage kan noemen, die zie ik beslist niet. Het is veel eerder een blamage voor hogerop. Deze man gaat het niet direct om deze bepaalde plaats, het gaat wel om een bepaalde reden. Men belet van hogerop de mogelijkheden om andere bestemmingsplannen vast te stellen, die wij overi gens al long hadden moeten vaststellen, maar waar we vanavond niet aan toe zijn om over te praten. V/at gezegd wordt over alle mogelijke begaanbare wegen, die door collega van der Werf zijn genoemd, die waren bij het indienen van het bezwaarschrift van de heer de Vos zeer beslist niet be kend. Dat zult U ook willen toegeven. De grond naast de heer Oostenrijk ie U noemt, dat vind ik helemaal een vreemde geschiedenis. De heer Oostenrijk heeft al maanden geleden gevraagd deze grond te mogen kopen, of te kunnen kopen maar hij heeft nog steeds geen antwoord ontvangen. De heer van der Werf1 Voorzitter, ik zou de raad voor willen stellen om dit agendapunt terug te nemen om het college eerst de gelegenheid te geven verder te onderhandelen met de heer de Vos. De heer Bos: Daar kan ik het mee eens zijn, P.e—h-e.er van Dueren den Hollander: Voorzitter, ik zou het eigenlijk ook willen ondersteunen. Het hanteren van dat artikel 76 der gemeentewet dat dat een blamage voor de raad zou zijn, dat zie ik er ook niet zo dik in zitten. Daar doe ik het ook niet voor, dat het een blamage zou zijn, ik zie het scherper, omdat het werkelijk via een bestemmingsplan zo ver gekomen is, dat je het eigenlijk niet verstrekken kunt. Als je dan toch aanvaardt, dan zie ik het niet, al zou U het dan voordragen ter vernietiging, dat we daardoor een blamage op onze hals haalden.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1970 | | pagina 77