- 2 -
Gezien het bestemmingsplan kunnen we alle menselijke motieven naar voren
brengen. We kunnen hier lang en breed over praten, nodig is dit niet, want
we staan in dit geval met de rug tegen de muur. We zouden "ja" moeten
zeggen op het afwijzend voorstel van burgemeester en wethouders. Toch
vraag ik mij af of het college de heer de Vos in een richting heeft gedre
ven of is hem door het college rechtstreeks medegedeeld: "je kunt in de
kom van Fijnaart bouwgrond kopen", zoniet dan zou ik alsnog1 proberen met
de heer de Vos overeen te komen, als er een woning vrij komt in Heijningen,
deze aan hem toe te wijzen. Dan zijn deze problemen opgelost en de heer de
Vos blijft Heijninger.
De heer van Dueren den Hollander: In het stuk dat ons ten dienste staat,
begeleiding van het agendapunt, staat heel duidelijk, ik zou bijna zeg
gen "te duidelijk" dat wij als*'t ware juridisch toch'geen l^nt uit kunnen.
Ik ben het er nog moe eens ook, maar dat het wat minder voorgeschoteld
had kunnen worden, want dat onmondige komt er dan toch wat in uit.
Daarnaast is het - daar ben ik het met de vorige sprekers wel mee eens -
bestemmingsplan in 1952 toen misschion door de raad wel wat te snel vast
gesteld, zonder dat men toen de consequenties overzag.Want als je er de
stukken op na leest is er toen niet zo geweldig veel aandacht aan be
steed. Zonder dat bestemmingsplan vind ik het toch wel een verdrietige
zaak, dat iemand die grond bezit en die wil bouwen, dat dat hem onmoge
lijk gemaakt wordt. En nu heeft U geen alternatief van mij. Dat alterna
tief kan er niet komen, omdat we doodeenvoudig met dezelfde jurisprudentie
hen geen vergunning kunnen geven.
P.P. heer Lambregts: Ik betreur het ten zeerste voorzitter, als de Vos daar
geen bouwvergunning zou krijgen. Wat gaat het de Vos kosten als hij bouw
grond moet gaan kopen, terwijl hij nu zelf bouwgrond heeft liggen? Hij wil
zelf bouwen en U staat altijd achter de plannen om ze zelf te laten bouwen.
Die mogelijkheid ligt er nu, en nu wordt het hem ontnomen. Dat vind ik juist
zo erg.
De heer van Dis: Mijnheer de voorzitter even inhakend op hetgeen wat de heer
van Dueren den Hollander gezegd heeft. In 1952 is dat bestemmingsplan aange
nomen maar toen was er altijd nog een uitlaatklep via artikel 20 der Weder-
opbouwwet. Ik hoor zo even vertellen dat artikel 20 der Wederopbouwwet niet
meer geldt.
Dagvoorzitter: Mijnheer Bos, ik moet beginnen met U volkomen gelijk te geven,
U moet zich daar niet al te zeer over verheugen, want daarna zal ik U niet
langer glijk kunnen geven» Het bestemmingsplan moet niet alleen worden herzien,
het had allang herzien moeten worden. Wij zijn namelijk verplicht, zoals alle
gemeenten, om zulke bestemmingsplannen, die vroeger uitbreidingsplannen in hoofd
zaak heetten, na tien jaar te herzien. Wij zijn niet de enige gemeente die dat
niet heeft gedaan. Het is min of meer opzettelijk niet gebeurd, niet alleen in
onze gemeente maar bijna nergens, omdat men wist dat de nieuwe Wet op de Ruim
telijke Ordening kwam. Deze wet stelt namelijk de eis, dat vóör 1 augustus 1970
al die oude uitbreidingsplannen aangepast moeten zijn aan de nieuwe wetgeving.
U hebt dus met Uw opmerking recht in de roos geschoten, ook juridisch. En er kan
dit soelaas komen, dat is toch geloof ik voor Uw raad bijzonder belangrijk, dat
wij nog dit jaar zullen komen met een herziening van dit bestemmingsplan. Dan
kunt U zelf bepalen hoe de bebouwingsvoorschriften van dat plan moeten worden.
U zegt zelf al, er zal dan wel niet veel soelaas komen voor de heer N. de Vos,
ik vermoed van niet. Maar U kunt beslissen, dat iemand met een bouwperceel op
die plaats dan gaat bouwen. Ik ben wel erg bang, dat als Uw raad daartoe zou
besluiten - en dit is ook een antwoord op de vraag van mijnheer Lambregts -
dat Gedeputeerde Staten zouden zeggen:"heren dat is volgens Uw eigen structuur
plan en het streekplan Landelijk gebied, en U mag er dus alleen maar bebouwings—
voorschriften voor vaststellen die gelden voor het Landelijk gebied".