- 24 -
Men moet vermijden aldus de commissie dat bij Moerdijk of op andere
plaatsen aan het Hollandsch Diep een verdere concentratie van zeehaven
industrieën wordt gevestigd, die in haar ontwikkeling zou worden ge
remd door de beperking die blijvend aan de vaarweg via Dortse Kil
en de Oude Maas zal moeten worden gesteld. Tegen verdieping van deze
vaarweg bestaan namelijk in verband met een goede waterhuishouding
ernstige bezwaren. West-Brabant zal derhalve op een andere wijze in
de ontwikkeling van Zuid-West Nederland moeten worden betrokken.
De commissie besluit met "dat het totale areaal zeehaven-industrie-
terrein in het jaar 2000 in Zuid—West Nederland wel eens aanmerkelijk
lager zou kunnen liggen" Zij baseert deze conclusie op het feit dat
een verdere zeehaven-industriële-expansie voor een omvang als in de
diverse studies wordt aangenomen, zou leiden tot een te groot beslag
op de overheids—financiën zowel als tot een onevenwichtige spreiding
van de bevolking en niet in overeenstemming zou zijn met een goed
milieubeheer.
Waarom,mijnheer de voorzitter,hier zo uitvoerig bij stilgestaan?
Wel omdat de provincie Noord-Brabant wel wat heel gemakkelijk schrijft
over de zeehavenaktiviteitende unieke positie en te verwachten
industriële ontwikkeling.
Moeten wij dan daarom, om die vaagheden, die nog niet eens beantwoord
zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken bij het gesprek op 23
november 1970, waar overigens niet alleen Binnenlandse Zaken maar ook
Ruimtelijke Ordening en Economische Zaken aanwezig hadden dienen te
zijn, moeten wij daarom samenvoegen?
Samenvoegen met totaal verschillend gerichte gemeenten, waarvan zelfs
het intergemeentelijk overleg bijzonder slecht gaat door zeer per
soonlijke tegenstellingen; moet daarom het lokale wijken, terwijl dat
lokale bestuur contact heeft met de kiezers? Moet de directe betrok
kenheid van kiezer opgeofferd worden voor een ongemotiveerde samen
voeging?
De territoriale decentralisatie (de zogenaamde wijkraden) hebben in
de praktijk bewezen bij samenvoeging meestal onvoldoende van de grond
te komen (zo Prof. Mr. P.J. Verdam in Anti—Revolutionaire Staatkunde
van januari 1970 over bestuurlijke vormgeving)
Dient de lokale invloed verloren te gaan, ten koste van een bureau-
en technocratie, de meest ongewenste vorm om bestuurd te worden?
Of zijn bij Minister Beernink en zijn Staatssecretaris van Veen de
bestuurders belangrijker dan de burgers?
Wordt de slagvaardigheid vergroot? Ik meen van niet, zeker niet met
een systeem van wijkraden
Dient de afstand bestuurder - bestuurde dan echt vergroot te worden
in een tijd van inspraak en openheid? Ik meen van niet!
Wordt er echt wel een binding tot stand gebracht tussen de samen te
voegen gemeenten, of voegt men alleen maar een aantal ha. grond samen,
de mens, och dat gaat van zelf.
Is het wel juist een samenvoeging door te laten gaan als de gemeente
raden van 2 partners tegen herindeling zijn en 1 gemeenteraad vóór,
of in andere termen van de 29 raadsleden zijn er 12 vóór en 17 tegen,
terwijl de Willemstadse bevolking door middel van een handtekeningen-
aktie blijk geeft tegen samenvoeging te zijn?
Wordt de samenvoeging niet ingegeven door de industrie, gesteund door
de overheid? Is het niet zó dat er een beslist natuurlijke grens is
tussen Dinteloord en Fijnaart, namelijk de Dintel, dat ook na de her
indeling de gemeenten beslist ondergeschikt zijn aan de provincie of
daar boven?