- 23 - De heer van der Werf: Mijnheer de voorzitter, ik zou nog graag enkele woorden willen toevoegen aan de beschouwing van mejuffrouw Verhagen. Ik kan mij volledig aansluiten bij de gesproken woorden. Nu de herindeling van de gemeenten voor de deur staat en grote veranderingen op komst zijn zowel gemeentelijk als politiek gezien, kunnen wij als college en raad ons afvragen: wat moeten we nu nog doen? Mijnheer de voorzitter, ik ben van mening dat we gezamenlijk zullen moeten trachten, om onze gemeente zo goed mogelijk voor den dag te laten komen. Als we achterom zien kun nen we ook de profijten van ons werk zien, zowel wat betreft de indus trie, woningbouw, zwembad enz.Zelfs zou ik de nadruk willen leggen op de bouw van het nieuwe Dorpscentrum. Laat ons haast maken met de bouw. Mijnheer de voorzitter,ik zou er op aan willen dringen om do bestemmings plannen, zowel binnen als buiten de kom,voorrang te geven. Ook zou ik verbetering van het Pestalozzihuis en het speelveld voorrang willen ge ven. De verbetering van dit gebouw is noodzakelijk. Daar ik het vijf jarenplan woningbouw mis in de aanbiedingsnota zou ik Uw college op het volgende willen wijzen. Als ik de vraag naar arbeidskrachten op het Ge westelijk Arbeidsbureau bekijk en gelet op de ontwikkelingen die er in de Westhoek gaande zijn zouden we de eerste vijf jaar 350 h 400 woningen moeten bouwen. Verder zou ik de aandacht van Uw college willen vragen voor de mogelijkheid als straks de gronden rond het Bejaardencentrum "De Fendertshof" vrij komen deze beschikbaar te stellen voor bejaarden flats of woningen. Mijnheer de voorzitter, inzake het subsidie-beleid, dat steeds verder van de helling glijdt,zou ik U voor willen stellen laat een commissie dit bestuderen. Uw college zal op korte termijn hier iets aan moeten doen. Het Open Gejaardenwerk wil ik ook onder Uw aandacht brengen. Ik hoop dat Uw college alle medewerking hieraan zal geven. Wat de aanleg van de wegen betreft, zou ik U willen vragen: bestaat de mogelijkheid deze steeds meer te asfalteren? Dit waren nog enkele opmerkingen, mijnheer de voorzitter, aansluitend op het betoog van mejuffrouw Verhagen. Ik sluit mij gaarne aan bij de vele dankwoorden welke geuit zijn tegenover het college van burgemeester en wethouders, de ambtenaren en de technische dienst. De voorzitter: Mejuffrouw, mijne heren, het is een vrij langdurige zaak om dit allemaal te beantwoorden. Door verschillenden van U, vooral door mijnheer Kannekens en door mijnheer Fakkers, is gezegd dat de procedure van behandeling van de begroting niet hun tevredenheid wegdraagt. Het college sluit zich daarbij aan en daar kan niemand een bevredigende gedachte aan over-houden. Mijnheer Fakkers heeft een zeer lang betoog gehouden, dat ten volle de moeite waard is. Zeer gedegen is het en waar ik alleen al best een uur over zou willen praten. Maar het zou niet uitkomen want dan zitten we hier vannacht om 1.0G uur nog. Ik geloof dat we volgend jaar het zo moeten doen, er van uitgaande dat we dat nog doen, wat ik wel geloof overigens, dat die commissie—vergaderingendie er nu zijn worden gebruikt om nu juist al deze vragen te stellen. Vooral de heer Fakkers en de heer Kannekens hebben geen algemene beschouwing gehouden, maar meer een artikelsgewijze beschouwing. Andere raadsleden hebben dat hier en daar ook gedaan. Als U nu deze vragen in de commis sievergadering stelt dan krijgt U antwoord van burgemeester en wethouders. Dat antwoord van burgemeester en wethouders kan dan in de raad ter discussie dienen en dan wordt die discussie levendiger. En dan kunt U inderdaad proberen een beleid in het groot te bezien. Het doet er verder niets toe hoe die commissies vroeger zijn ontstaan. We hebben allemaal begrepen, gelukkig ook de heer Kannekens en de heer Fakkers, dat dit systeem bij ons nu niet goed functioneert maar wel goed kan functioneren. De heer Fakkers heeft bijzonder interessante dingen aangesneden, maar het aansnijden is niet voldoende, U moet met een alternatief komen, daar voor zit U juist hier. De kaarten zijn wat dat betreft helemaal niet

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1970 | | pagina 235