- 20 - No de vergadering vnn afgelopen maandag in Zevenbergen, onder voorzitterschap van Zijne Excellentie de Minister van Binnenlandse Zaken Beernink, ben ik tot de gedachte gekomen, dat het hele herindelingsplan toch nog iets verder van ons af staat, dan dat ik verwachtte,of ik zou het van de andere kant moeten bekijken, dat het hele horindelinsplan al in zoverre gereed is, dat het al leen nog maar uitgevoerd behoeft te worden. Dit zeg ik dan naar aanleiding van een uitspraak die de Minister tijdens deze vergadering bezigde, n.l. "Dat inspraak betekent, met elkaar praten, maar dat er niet altijd rekening- kan worden gehouden met wat er bij die inspraak gezegd wordt". Op het tcr-^ rein van wetgeving zou daar weinig van terecht komen. Ik moet de Minister ge lijk geven als hij zegt: "we kunnen niet met z'n allen een wet in elkaar zetten, dat is een onmogelijkheid". Maar dat de meningen van hen die inspraak wensen, gehoord moeten werden wil ik er dan toch wel aan toevoegen. Of daar dan door de wetgever rekening mee wordt gehouden, dat is een tweede. Dat is totaal voor rekening van die wetgever. Dan zou het toch zc kunnen zijn dat wij misschien nog dichter bij tie herindeling staan dan aanvankelijk iedereen verwachtte. Als dat dan zo is en ik stel me voor dat de Minister b.v. zou zeggen per 1 januari 1971 is de herindeling een feit, dan ligt hier een begroting voor ons die dan in wezen geen betekenis meer heeft. Maar, mijnheer de voorzitter, aangezien de Minister geen uitspraak gedaan heeft, of kon doen, in hoeverre het er nu bijstaat met de gehele herindeling, moeten wij toch rekening houden, dat de Minister wel rekening houdt met wat er uit de her in te delen gemeenten naar voren is gebracht, zodat de gehele herindeling nog jaren op zich zal laten wachten of helemaal anders zal worden. Dat er gemeenten in onze omtrek heringedeeld werden of samengevoegd worden, durf ik bijna te zweren. Maar wanneer dit dan gebeurt weet niemand (van ons dan wel te verstaan Dus kunnen wij, mijnheer de voorzitter, de begroting 1971 voor onze gemeente Fijnaart en Heijningen van betekenis laten zijn, die er in eerste instantie mee bedoeld is, ook al wordt er door sommige mensen tegen aangekeken als: "het is een wassen neus". Hoofdstuk III. Openbare Veiligheid. Brandweer. Mijnheer de voorzitter, graag wil ik in een kort overzicht Uw eendacht vragen voor de brandweer van onze gemeente. Het zal U bekend zijn dat de brandweer een van de minst productieve diensten van onze gemeente is. Maar, mijnheer do voorzitter, bij brand en/of hulpver lening een van de meest, misschien wel de zwaarste taken krijgt. Daarom, mijnheer de voorzitter, is het dan ook dat ik hier de aandacht op wil ves tigen Speciaal op het gebied van hulpverlening zal er in de toekomst een steeds groter beroep worden gedaan op het korps van onze brandweer. Zie het Rijkswegenplan en de ontwikkelingen rondom onze gemeente. Hiervoor moet dan wel het benodigde materieel aanwezig zijn en dat is er op het moment niet. Aan een uitbreiding, mijnheer de voorzitter, zijn dan natuurlijk hoge kosten verbonden, maar deze zullen tegen het nut hiervan kunnen opwegen. Al zou er in de toekomst, slechts één mensenleven mee gered worden, dan hebben deze kosten reeds rente opgebracht. Het op dit moment aanwezige materieel bestaat uit een trekker—manschappenwagenbouwjaar 1953 en een motorpomp bouwjaar, schrikt U niet, 1942. Dus 28 jaar oud. De toestand van het geheel ziet er als volgt uit: Op 30 mei 1963 komt er een rapport van de Inspecteur van het Brand weerwezen waarin onder punt één staat vermeld, ik citeer nu: "De achteras van de trekkerwnanschappenwagen moet voorzien worden van schokbrekersdit om overmatig veren te voorkomen". Dit verzoek, mijnheer de voorzitter, is driemaal herhaald en wel in februari 1964, januari 1967 en oktober 1968. Het zal U duidelijk zijn, mijnheer de voorzitter, dat overmatig veren al leen ontstaat bij overbelasting. Hier treft niemand enige blaam. De huidige ontwikkeling vraagt nu eenmaal een grote verscheidenheid van blusmateriaal. Onze brandweer, mijnheer de voorzitter, heeft die ontwikkeling goed bijge houden, daar vandaan ook dit probleem. Zoals gezegd is de motorpomp gebouwd in 1942. Deze is niet geheel versleten, maar hier rijzen weer andere problemen.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1970 | | pagina 232