- 7 - plaats van vergeldingIk zou dan ook willen pleiten, mijnheer de voor zitter, ten aapzicn van do betrokkenen om in dit geval genade voor recht te laten gelden. De heer Fakkers: Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats spreek ook ik mijn erkentelijkheid uit voor het feit dat U deze vergadering hebt wil len doen uitschrijven. In de tweede plaats zou ik de voorstellen, gedaan door de heren van Dis en Kannekens, willen ondersteunen om een streep onder deze. zaak te zetten. Op de derde plaats, staat U mij toe ook een enkel woord tot U te mogen zeggen. "Genade voor recht". Het klinkt zo sentimen teel, zo onbeholpen, als je dit zegt en ook zo emotioneel. Sentimenteel omdat je geen zakelijk verweer hebt. Onbeholpen omdat je aan het einde van je latijn bent en geen andere oplossing ziet dan deze uitdrukking. Emo tioneel omdat je bij zo'n zaak teveel als mens betrokken bent en aanvoelt waar het om gaat. Mijnheer de voorzitter, ontdaan van dit sentiment, van het emotionele en van het onbeholpene, meen ik dat er toch ook zakelijke feiten aan ten grondslag kunnen liggen. U hebt gezegd:"Uw raad ondermijnt' zijn gezag"Hebben we in het verleden, als raad niet meer beslissingen genomen waarmede in feite toch ook ons gezag ondermijnd werd? Dan mag ik U waarschijnlijk herinneren aan het feit wat zich in februari 1967 heeft afgespeeld, om daaronder een streep te zetten. Dit geval is U allen bekend onder de naam van "Vallencitinnesgelden"We hebben daar als raad ook duide lijk een streep onder gezet. We hebben een paar maanden geleden nog maar, aan een bepaald persoon uit onze gemeente, die optie had op een terrein in de Longeweg, ook genade voor recht laten gelden. Ik zou verder aan willen voeren, mijnheer de voorzitter, dat het hier mensen betreft. Ik weet de wet voorziet hier niet in. U moet me ook eigenlijk niet houden aan die wet. Ik kan het niet. Ik kom hier met mijn geweten niet aan uit, zonder meer niet, omdat je hier krijgt te maken met mensen die pendelen naar Rot terdam, die een schuur willen hebben of een garage voor hun auto waar :;c hun brood mee verdienen. Indien ze hun wagen op de Oude Heijningsedijk laten staan is dat in feite een verkeersgevaar, zondermeer. Dan kunt U mij van de andere kant tegenwerpen: "ja maar een uitrit op de Oude Heijningsedijk is even gevaarlijk". Goed, dan ben ik het daar ook weer met U eens. Van de andere kant zitten die mensen daar toch maar mee, die daar voor hun gezin dag en nacht in de weer zijn om met eigen handen een garage te bouwen. Voor mij geldt in feite maar êên ding. Zet een streep onder dit hele geval, zoals we dat als raad in het verleden meer hebben kunnen doen. Ik dacht dat het dan niet zo was dat we gezagsondermijnend werken. De voorzitter: Mijnheer van Dis, de aanleiding,zegt U, waren de woorden van de heer van Dueren den Hollander. De raad heeft duidelijk met mij kennis genomen, dat de heer van Dueren den Hollander zich absoluut distan tieerde van deze wijze van behandeling van zijn opmerking. De heer van Dueren den Hollander zou het stellig met U eens geweest zijn dat het goed geweest ware om het hele bouwbeleid en ook het weigeringsbeleid van het college van burgemeester en wethouders op een hele zakelijke wijze, Uw eigen woorden, in deze raad te bespreken. Wat U nu doet evenwel heeft nu juist niets met zakelijkheid te maken. U kunt geen beleid bespreken als er drie zulke gevallen aan ten grondslag liggen. Dat blijkt ook wel uit de woorden van de heer Fakkers, die ik overigens heel goed begrijp, van de heer Nagtzaam en van de heer Kannekens, die geen zakelijke argumenten naar voren brengen, mijnheer van Dis, maar juist puur persoonlijke en hele begrijpelijke argumenten. U bent bovendien met Uw voorstel buiten de orde. Als U zo'n raadsvergadering aanvraagt dan had U tenminste dit uitvoerig voorstel in de brief moeten zetten waarbij U om die raadsverga dering verzoekt, maar dat doet U niet. U vraagt inlichtingen en die hebt U gekregen. U vraagt of we willen wachten met slopen tot dat deze raads vergadering is gehouden, daar hebben wij aan voldaan.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1970 | | pagina 199