'iVG hebben ook dit geval aan bestemmingsplan en bouwverordening getoetst
voordat we hem de bewuste brief stuurden. De oppervlakte van zijn bouw
perceel is niet 10.000 m2., maar 707 m2.; de breedte van zijn perceel is
niet 60 maar 30 m.. Er is geen 5 ha. in eigendom of pacht, behalve van
jaar tot jaar iets los land geschaard of in huur, dat weet ik niet pre
cies. Het is in elk geval oen onduidelijke zaak. Bij hem zou U moeten
zeggen is er toch wel strijd met de wclstandsbepalingen, want zijn gebouw
is opgetrokken van zeer provisorisch, en tweederangs materiaal. Dit is
geen enkel verwijt aan de heer Masseurs. De welstandsbepalingen zouden
toch de streep niet halen, want er zit asfaltpapier bij en allerhande
materiaal dat eenvoudig in de bouwverordening niet wordt genoemd» Verder
is er nog de zaak van de heer van Dorst. Daar wil ik verder helemaal
niets over zeggen, want dit is op 25 juni j.l. in de raad geweest. De
heer van Dorst hoeft, zij het ook te laat, althans nadat hij klandestien
had gebouwd, toch een bezwaarschrift gestuurd. Dat is op 21 augustus j.l.
bij de tweede behandeling door Uw eigen raad, mejuffrouw, mijne heren,
verworpen. In dit geval zal dus eveneens de consequentie zijn dat politie-
dwang meet volgen, want waar blijft anders Uw sterke hand, Uw gezag. Ik
moet eenvoudig weigeren over het geval van Dorst in derde instantie in
Uw midden iets te zeggen. Daar is buitengewoon uitvoerig over gesproken.
Ik wil dan concluderen dat het college, ter verantwoording geroepen voor
een tot dusverre gevoerd beleid, twee fouten kan maken, namelijk iets
wegnemen als daarvoor bouwvergunning is verleend, en iets af laten breken
terwijl er wel een vergunning verleend had kunnen zijn. Welnu aan de
Rooij is geen bouwvergunning verleend en er kon ook geen vergunning
worden verleend. Hij heeft binnen édn maand na verzending van het weige-
ringsbesluit geen bezwaarschrift gestuurd.
Aan Masseurs kon geen vergunning worden verleend, eenvoudig omdat dia niet
was aangevraagd. Vias de vergunning wel aangevraagd dan zou die, zoals U
inmiddels hebt begrepen, geweigerd moeten worden.
Aan de heer van Dorst is een vergunning geweigerd terwijl door Uw raad zelf
het bezwaarschrift daartegen is verworpen.
U hebt gezien dat wij alle drie de gevallen getoetst hebben aan de daar
voor in aanmerking komende bepalingen en tot de conclusie gekomen zijn
dat er geen bouwvergunning verleend had kunnen zijn. Overigens moet dan
toch v/el worden gezegd dat we in het geval van Dorst al veel verder zijn
gegaan dan in normale gevallen, zulks ingevolge de bevoegheid van burge
meester en wethouders tot het verlenen van vrijstelling. Hij heeft bijna
drie keer zoveel mogen bouwen als daar binnen de stedebouwkundige bebouwde
kom mag. Dit is de conclusie die ik daaraan wil verbinden, dat ik dus niet
zeer wel inzie waarom tiet middel van een raadsvergadering bijeen geroepen
door de leden, wat hun goed recht is, en waar ik ook verder niets tegen
heb, nu juist in deze gevallen wordt gebruikt. Ik geloof dat het meer
op het pad van de redelijkheid had gelegen als deze leden overeenkomstig
artikel 27 van het Reglement van orde burgemeester en wethouders schrifte
lijk inlichtingen hadden gevraagd, onder de vermelding daarbij, geeft U
ze ons per omgaande, desnoods in een vertrouwelijk gesprek, of zwart op
wit, zoals U wilt. En als U dat niet doet, dan mijne heren van het college,
zwaaien wij met ons machtsmiddel, dat mag dan best, als U dat niet doet,
omdat het inderdaad dringt, dan gaan wij over tot het bijeen roepen van
de raad. Dat had ik in dit geval een redelijke handelwijze gevonden. Maar
om zonder die inlichtingen te hebben, zondermeer Uw raad bijeen te roepen,
eigenlijk voor iets wat op de weg van burgemeester en wethouders ligt,
ik geloof dat U daar Uw recht niet goed mee gebruikt hebt en dat U het
voor de volgende keer alleen maar moeilijker maakt om dat recht te ge
bruiken.
De punten a., b. en c. heb ik, dacht ik, heel duidelijk beantwoord.