- 24 -
Ik heb dus êén geval in het algemeen genoemd. Als iemand dermate
weinig respect heeft voor Uw eigen raad door klandestien te bouwen
voordat men in beroep is gegaan bij Uw eigen raad, dan moet U als
raad ook zeggen: "dan straffen wij dat af en we dragen het college
op dat af te straffen met slopen"Anders maakt U het hele beroeps-
recht op Uw raad belachelijk.
De heer van Dueren den Hollander: Dit kan dan in zo'n punt behandeld
worden
De voorzitter: Ik ben er buitengewoon voor, als U dat wilt, om een vol-
gende keer dit als punt op de agenda te plaatsen en dan mogen we er
best het beleid in betrekken. In elk geval zal het helaas niet voort
komen kunnen worden dat er gesloopt wordt. Dan moet men eenvoudig
eerst met een bezwaar komen bij Uw raad en daarna gaan bouwen. Uw
raad heeft een vorige keer weer een bezwaarschrift verworpen. Wij
hebben opdracht gegeven te slopen. Er is niet gesloopt. Er heeft in
tegenstelling daartoe alsnog een gesprek plaats gevonden om weer te
proberen overeenstemming te bereiken. Been wet verplicht ons om
dat overleg tot in den treure to voeren. Wij willen het alleen doen
omdat wij weten hoe Uw raad, en hoe wij zelf tot het uiterste willen
gaan, om er voor te zorgen dat er niet gesloopt wordt,.maar dat er
alsnog op een betere manier aan de onrechtmatigheid een einde komt.
Er moet voor gewaakt worden dat men niet gaat bouwen zonder vergun
ning van burgemeester en wethouders en dat zeker niet zonder dat
er een ingekomen bezwaarschrift door Uw raad is behandeld of men
- een maand te laat - een bezwaarschrift in-dient nadat de klande-
stiene bouw is voltooid en men in de gaten krijgt, dat er toch
moeilijkheden komen. Als U onder zulke omstandigheden nog een be
roep doet op "genade voor recht"dan speelt U met het gezag dat
van Uw eigen college dient uit te gaan.
De heer Fakkers: Mijnheer de voorzitter, kennelijk zijn U dus namen
bekend van mensen die klandestien bouwen. Mogen wij als raad deze
namen ook weten?
De voorzitter: Ik weet ze niet allemaal uit mijn hoofd.
De heer Fakkers: U hoeft ze niet allemaal te noemen, maar U zult er
wel een paar weten.
De voorzitter: Ik weet er wel een paar U kent ze zelf trouwens ook
wel.
De heer Fakkers: Ik dacht het niet, want anders vraag ik er niet om.
De voorzitter: U kunt het na afloop van de raadsvergadering horen.
Ik geloof niet, dat het in het belang is van betrokkenen, die ellen
de genoeg hebben, als hun naam op deze manier hier vanavond over
tafel gaat. Als Uw raad er op staat dan wil ik het doen.
De heer van Dueren den Hollander: Voor mij hoeft U die namen nu niet
te noemen, voorzitter.
De voorzitter: Mijnheer Fakkers, op Uw vraag over de oude ulo—school
daar zal ik graag schriftelijk antwoord op geven. U moet artikel 27
van het Reglement van orde maar eens heel goed lezen. U stelt hier
een vraag aan burgemeester en wethouders over het bestuur der gemeen
te betreffende. Burgemeester en wethouders beantwoorden deze vraag
mondeling in de eerstvolgende vergadering van de raad, of schriftelijk.
De heer Fakkers: Dat is dan correct.
De voorzitter: Dat zullen we dan ook doen aan degene, die deze vragen
reeds schriftelijk heeft gesteld.