- 11 - Pc heer van Dueren den Hollander: U hebt het wezenlijke verschil in tweede instantie duidelijk gemaakt voor mij dat er toch werkelijk een verschil is - en dat is ook zo wel in tekst te brengen - voor iemand, die vanuit Rotterdam hier in de Langeweg gaat zitten en voor iemand als de heer Jacobs. Als U dat de eerste keer had gedaan dan had ik me, wat dat be treft, teruggetrokken. De voorzitter: Mijnheer Fakkcrs, moet een wethouder de normale proce dure kennen? Ik zou zeggen: "U kunt de wet opslaan en U vindt daarin geen bepalingen dat een wethouder de procedure van de Wet Ruimtelijke Ordening of voor de Bouwaanvragen moet kennen11. Het is natuurlijk wel gewenst dat de wethouder de procedure onder de knie krijgt. Ik dacht wel dat dat het geval was. Maar een eis is het niet. Zo goed als mijn heer Munters mensen zal adviseren, zo goed zal de heer Evers dat doen en zo goed zal ik dat zelf doen. Ik ben op het moment met verschillende mensen bezig, dat loopt niet altijd goed af, om ze, naar mijn mening, wijze raad te geven hoe ze een procedure moeten aanpakken. Dat kunnen wij alle drie doen, maar de wethouders met néme, mijnheer Fakkers, want die zijn raadslid, precies als U. Dat staat ze volkomen vrij. Ze moeten daar natuurlijk wel mee oppassen, net zo goed als de voorzitter daarmee op moet passen, omdat ze wel moeten bedenken, dat ze uiteindelijk als college een besluit zullen moeten nemen. Helaas blijkt wcleens dat de mensen, die men een dienst verleent, daarna toch een vraagteken zetten bij die diensten, maar dat is dan voor de rekening van die mensen. U zegt het heeft lang geduurd. Er is één element dat hier nog nooit genoemd is. Er is een moment geweest dat de heer Jacobs heeft gezegd: "ik ga een Fijnaart— bungalow bouwen". Dat was voor ons weer reden om weer langer te wachten met deze procedure. Ik heb de hele procedure hier op een getypt velletje. Eén keer is er drie maanden gewacht en dat is net in de tijd geweest dat de heer de Graaf vertrok, 1 september 1969, terwijl de vervanger van de heer Hubregtse, de heer Beek, pas per 1 januari 1970 in dienst kon treden. Het is een kleine dienst gemeentewerken die overstapelt wordt met werk. Als U verder deze hole procedure bekijkt dan is daar van rekken echt geen sprake. Wij hebben wel altijd gezegd: "zolang die schuur daar niet staat en het bedrijf niet gesplitst is, passen wij in dit geval artikel 20 der Wederopbouwwet niet toe". Dat is dus niet gebeurd. Dat is in an dere gevallen wel gebeurd, maar in dit geval nu juist niet, omdat het heel anders lag. Ik noem U bijvoorbeeld de zaak van de heer Breure aan de Oude Heijningsedijk. Daar was duidelijk sprake van een zoon die een eigen bedrijf begon. Daar is het dus wel gebeurd. Daar staat dan ook maar één huis en dat stond hier al. Als de oude heer Breure had gevraagd: "ik wil er nog één bijbouwen", dan had hij ook geen vergunning ingevolge artikel 20 der Wedcropbouwwet gekregen. Ik geloof echt, mejuffrouw mijne heren, dat we nu de discussie moeten staken, tenzij de heer Fakkers, want ik wil niemand een onbevredigend gevoel laten, nog iets wil zeggen. De heer van Dis: Mijnheer de voorzitter, uit deze discussie is mij toch cén bemoedigend element naar voren gekomen, n.l. dat de wet U meer heilig wordt. Ik zou dan ook graag hebben dat de wet de wet is op alle puntenWanneer U zegt: "wet is wet" had de begroting hier op tafel moe ten liggen Pc voorzitter: Daar komen we straks op terug De heerakkers: Mijnheer de voorzitter, ik begrijp Uw argumentatie en ik begrijp dus ook de argumentatie van de heer Munters. Ik kan er moeilijk begrip voor hebben. U moet mij dat maar niet al te euvel duiden, omdat ik vind, dat indien de mogelijkheden er geweest waren vóór 1 augustus om dat te behandelen, waarschijnlijk deze vergunning toch wel verleend zou kunnen zijn.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1970 | | pagina 175