- 10 - aangenomen zal worden ja of nee, wordt er een principe beslissing aan het college van burgemeester en wethouders gevraagd. Ik dacht dat dat in dit geval ook gebeurd was en dat het ook een juiste zienswijze was dat dit zó gebeurde. Op die manier wordt voorkomen, dat de mensen van te voren architectkosten betalen, die achteraf blijken overbodig te zijn. Kan de heer Fakkors zich dat voorstellen? De voorzitter: Mijnheer van Dueren den Hollander, ik begrijp best dat U een verschil ziet tussen bouw die U vreest, het is echt-geen hersen schim, en de bouw van de heer Jacobs, maar de wet is êên. Zodra U de wet gaat interpreteren, en zegt: "de heer Jacobs mag daar wel bouwen", omdat het formeel aan de bepalingen voldoet en de heren A. B. en C. uit Rotterdam die mogen het niet, dat is ook formeel aan dc bepalingen voldoen, dan gaat het natuurlijk de verkeerde weg op. Dat is juist het punt. Als U besluit dit goed te keuren dan kunt U in wezen een hele hoop andere mensen, waarvan U niet bent overtuigd want de wet is de wet, ook niet tegenhouden. Daarom moet U de bebouwingsvoorschrif ten zo maken, dat eigenlijk alleen de echte boer overblijft om hem, als hij werkelijk een echte behoefte heeft aan een dienstwoning voor een werknemer in het agrarisch be'drijf en niet voor een woning, omdat hij zich daar terug wil trekken, in het agrarisch belang, in het zake lijk belang te helpen. En dan moet U verder alle overwegingen van fraaie of van menselijke aard, hoe zuur dat ook is, schrappen als ll tenminste ernst wilt maken met de werkelijke orde. Wat betreft Uw tweede vraag, dat is natuurlijk een hele interessante. Ingevolge artikel 20 van de Wederopbouwwet konden burgemeester en wethouders met goedkeuring van Gedeputeerde Staten ontheffing verlenen van het bestaande bestemmingsplan als daarna een wijziging van het bestem mingsplan, dat aansloot aan die ontheffing, volgde.U kon dus anti ciperen op een wijziging, die U nog niet had gemaakt. Iedereen week wel eens af en de bestemmingsplannen werden nooit vastgesteld. Dat was de praktijk. Nu is de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening gekomen. In artikel 19 van deze wet staat dat U weer precies hetzelfde mag doen.Artikel 19 Wet Ruimtelijke Ordening is artikel 20 van de oude WederopbouwwetVolgens artikel 19 mag U dat alleen doen als U een ontwerp bestemmingsplan ter visie hebt gelegd. U mag wol anticiperen op het vaststellen van het plan, maar U mag niet anticiperen op Uw beleid. Eerst moeten Gedeputeerde Staten zien dat het inderdaad over eenstemt met het ontwerp, wat U ter visie hebt gelegd. We hebben een schetsplan en een hele hoop opmerkingen over de bebouwingsvoorschrif- ter, van het nieuwe plan "Buitengebieden".Het hangt voornamelijk van de planoloog af, dacr ben ik maandag nog geweest. We krijgen nu maandelijks werkbesprekingen, waar eens in de drie maanden de hoogste baas van het betreffende bureau aan deelneemt. Dit is niet het enige. U zit ook met het plan "Oost", en behalve met het plan voor de buiten gebieden, met een heel aantal plannen die moeten worden herzien. Er is dus een vloed van werk. Wij zullen proberen dit zo snel mogelijk, maar nogmaals dit hangt niet alleen van ons af, door te voeren. En we hebben echt goede hoop, en we zullen er erg ons best voor doen, dat we binnen een half jaar met dit plan bij U kunnen komen. En dan mogen wij artikel 19 van de Wet Ruimtelijke Ordening toepassen. Het woord is dan aan Gedeputeerde Staten die kunnen zeggen: "we geven het niet omdat naar onze mening de door U ter visie gelegde bebouwings voorschriften niet deugen". Ik heb goede hoop, en daar kan ik de heer Margry citeren, met wie ik hier ook over gesproken heb, dat Gedeputeer de Staten in dit gebied, met deze grote bedrijven, inderdaad nog onder zeer beperkte bepalingen, een dienstwoning accepteren. En ik heb goede hoop dat daar het bedrijf van de heer Jacobs ook onder zal vallen

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1970 | | pagina 174