GEMEENTE F UN AART EN HEIJNINGEN NIEUWJAARSTOESPRAAK uitgesproken namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeen te Fijnaart en Heijningen tijdens de eerste vergadering van de gemeenteraad van die gemeente in het jaar 1970, op vrijdag 30 januari, door de burgemees ter, Mr, E.P. van Veldhuizen, Mejuffrouw, mijne heren, Er gebeurt in onze wereld zó veel en zo veel ongewoons dat ons intenser en emotioneler bezig houdt dan de bekende en gewone punten van de nieuwjaars toespraak, dat we zouden kunnen besluiten nu eens niet over gestegen bevol kingen, verkochte hectares industrieterrein en achtergebleven woningbouw en recreatie te spreken. Deze rede zou geheel in het teken kunnen staan niet van het net iets meerdere of net iets mindere in onze welvarende samenleving, maar van de absolute ellende, van de totale afwezigheid van welke welvaart dan ook, elders op die zelfde wereld. Misschien hebben degenen die geladen voor gemeentelijke steun voor Biafra pleit(ten) gelijk, ondanks artikel 167 der gemeentewet, waar de rege ling en het bestuur van de gemeente-huishouding de eerste taak der gemeente lijkt, en ondanks een enkele uitspraak van de Kroon (i960 Goirle) in die zelfde zin. Zij willen er mee zeggen het is nu juist diezelfde gedachte die aan de uitspraak van de Kroon ten grondslag ligt - schoenmaker blijf bij je leest - die ons doet doorgaan met ónze zaken, in ónze maatschappij met ónze ideeën over arm en rijk en inkomensververhoudingen en die onze af zijdigheid van het andere een wettige basis geeft en onze eenzijdigheid tot norm maakt, •jij zijn ons van dit dilemma bewust. Wij hebben ons van financiële— steun aan Biafra, Tunis, India, Tibet, Zuid-Amerika of Indonesië als gemeente bestuur en van gemeentewege bewust onthouden. Nóg achten wij ons als gemeen tebestuurders voor het bestuur van de geméénte allereerst en uitsluitend verantwoordelijk. Nog wel. Er kan een ogenblik komen, waarop men het ijveren voor zwembaden en dorpshuizen in het licht van de absolute ellende ontoe laatbaar kan gaan vinden. Maar dan moet de wens om daarmee op te houden naar onze mening niet alleen vanuit ons midden, maar vanuit het midden der gemeen te komen. Dan moeten de inwoners weten dat het aan de ontwikkeling van andere verre gemeenschappen bestede gemeentegeld niet meer aan sportvelden, betere wegen of subsidies hier kan worden besteed. Dan moet het een werkelijk offer zijn. Om die reden zijn wij blij dat de inwoners van onze gemeente de laatste jaren steeds veel, soms heel veel 'eigen' geld gegeven hebben aan al die landelijke acties voor het hongerend buitenland.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1970 | | pagina 11