- 4 - In de eerste plaats: de hoogte der verhoging. We moeten namelijk toch niet al te hard gillen. Mijnheer 0os heeft dat heel duidelijk doorzien, toen hij punt 4- en 5 achterwege liet, fefcj zegt tegen te stem men. Dat spijt me erg, daarin is hij dus niet consequent, maar misschien komt dat nog. De verhoging van de personele belasting komt neer op een bedrag in totaal van 2.S4Ü,Er zijn 1.500 gezinnen, waarvan er per jaar 1.200 worg den aangeslagen; 300 gezinnen worden door deze verhoging dus niet getroffen dit zijn de minst draagkrachtige gezinnen. De verhoging komt dus neer op 2,37 per gezin per jaar, dat is per week 4lr cent. Met alle respect voor alle duur te, daar kan ik me toch ook weer niet al te erg over opwinden. Ik wil dan het grote spel dat de Minister met ons wil spelen wat de personele belasting be treft, met een glimlachje eigenlijk wel aannemen. Hetzelfde zou ik in iets mindere mate kunnen zeggen van de straatbelasting.Ook hier geldt weer het totaal aantal aanslagen: 1.054. Een nog grotere groep dus wordt bij deze aanslagen buiten beschouwing gelaten, wederom in het algemeen de minst draagkrachtige groep. De verhoging bedraagt hier 4.800,gemiddeld is dat nog geen 5,meer per jaar of nog geen 0,10 per week meer. Begrijpt U me goed. Wij doen het niet graag, het blijft een verhoging, maar men moet toch iedere verhoging niet direct onder een vette kop plaatsen, maar men moet het rustig bekijken. Ik ga met de heer Bos mee en dan krijgt hij het werkelijk moeilijk, als ik het over punt 6 heb. Daar is namelijk wel degelijk sprake van verhoging, die alle gezinnen zullen voelen. Dat is een verhoging met 2,50 per jaar voor de eerste emmer, dat is gemiddeld 0,05 per week. Dan spreekt U over een maande lijkse verhoging per gezin en nog niet eens voor alle gezinnen van nog geen 0,25. Ik geloof toch dat te veel ophef over deze enorme verhoging achter wege zou moeten blijven en dat U het met heel veel korrels zout moet nemen. Wat de bedrijfs-economische kant betreft het volgende: Op 1 januari 1967 bedroeg het tekort van de vuilnisophaaldienst ruim 27.000, Op 1 januari 1969 mejuffrouw, mijne heren, bedroeg dat tekort ruim 37.000, Een nadeliger-versciiil van meer dan 10.000,Als U daar nu tegenover stelt de gevraagde verhoging, die ongeveer 10°/o bedraagt, en U ziet dat de kos ten zijn gestegen met meer dan 20/0, dan kunt U alleen maar zeggen dat wij er eigenlijk onverstandig aan hebben gedaan om niet in het jaar 1960 - toen alles gestegen is - met een voorstel te zijn gekomen tot verhoging van deze reinigings rechten. De reinigingsrechten zijn ook geen belastingen. Het is eenvoudig een tegenprestatie die U betaalt voor de service die de gemeente U biedt. Welke particulier zal voor 26,50 per jaar tweemaal per week en dan nog éénmaal per veertien dagen grof huisvuil willen ophalen en 6 kilometer verder op de vuilnisbelt willen gooien om het daarna nog te egaliseren, opdat er zo min mogelijk hinder ontstaat voor de omwonenden? Als U dat allemaal bekijkt dan moet U ook deze kant willen bezien, dat het bedrijfs-economisch eigenlijk nog een laag bedrag is in deze tijd. En dan het 3e argument, maar dat hebt U mijnheer Evers en van der Werf al vol doende naar voren gehaald. Wij moeten onvermijdelijk mee. Dit is het onvermijdelij ke en een uitvloeisel van Uw eerder genomen besluit om weer een aanvullende bijdrage uit het gemeentefonds aan te vragen. Mijnheer van der Werf, het is helaas niet mogelijk om de baten van het industrie terrein aan te wenden om onze inkomsten te verhogen en zodoende onze begroting een gunstiger beeld te laten vertonen. De Minister vraagt ons namelijk niet deze extra inkomsten, omdat hij daarvan de wezenlijke steun voor onze begroting verwacht. De Minister vraagt ze eenvoudig, omdat wij dan pas in aanmerking komen voor zo'n aanvullende bijdrage. Daarom overigens de kritiek van de heer Bos, die zegt dat het met de inkomsten en uitgaven wel verband zou moeten houden. Dat kan ik wel met hem eens zijn, maar ik heb de regeling niet gemaakt. Dat anderen daar niet aan mee hebben betaald, mijnheer van der Werf, is jammer. Dat is hier vaker gesteld. Men kan alleen zeggen dat deze dingen anders zouden komen te liggen, indien eens werd overgegaan tot het creëren van een gemeente van grootte als die waarvoor zo'n industrieterrein wordt opgezet. Zo'n in- - 5 - dustrieterrein wordt natuurlijk niet opgezet voor één kleine gemeente, maar eenvoudig, of men dat wil of niet, voor een hele streek. Voor het Moerdijkterrein geldt dat natuurlijk nog vele, vele malen meer. Mijnheer van der Werf, hoe aardig ik Uw suggestie ook vind, het kan niet. Het is wel een troost voor U, dat uit de baten van het industrieterrein inderdaad het allergrootste deel van het instructie—zwembad betaald kan worden. Indien de raad daartoe besluit kan misschien ook in de komende jaren, met als basis gelden uit datzelfde industrieterrein, gezorgd worden voor een aan de eisen des tijds voldoend dorpscentrum in onze ge meente. Ik hoop, dat ik U zo bevredigend heb beantwoord. Wie van U mag ik over punt 4, 5 en 6, tegelijk dus, voor de tweede maal het woord verlenen? De heer Evers: Mijnheer de voorzitter, uit Uw antwoord meen ik te moeten beluisteren dat we waarschijnlijk volgend jaar weer een verhoging kunnen ver wachten van de reinigingsrechten. De voorzitter: Dat heb ik niet gezegd. Ik kom er zo op terug. De heer van der Werf: Mijnheer de voorzitter, U maakte zojuist de leuke op merking: het is hier maar 2,37 en daar 2,50 en op de andere plaats 3,maar zo gaan we door. Het is niet alleen de gemeentelijke belasting waarmee we zitten kijken, het gaat om het hele gezinsleven en daar moeten we ook rekening mee houden. U kunt heel leuk zeggen: het is maar 2,37 per jaar en 2,50, maar daar zijn we niet mee uit. Als we de procenten bij elk aar zouden rekenen wat er vanaf Nieuwjaar aan belasting en B.T.W, bij gekomen is, dan komt men op een aardig bedrag en daar moet men ook rekening mee houden. Ik vind het een hele leuke opmerking. De lieer van Dis: Mijnheer de voorzitter, dit moest komen, we kunnen het steeds wel uitgeven, maar dan moeten er ook ontvangsten tegenover staan. Wanneer wij die ontvangsten nog niet hebben als men gaat uitgeven, dan komt men voor deze verrassingen. Ik kan zoiets niet goed begrijpen. De voorzitter: Mijnheer Evers, ik heb niet gezegd dat we volgend jaar weer met voorstellen tot belastingverhoging komen. De opbrengsten van bedrijfs economische diensten moeten inderdaad ieder jaar aan het gestegen kostenpeil worden aangepast. Dat is helaas overal zo, dat zou een gemeente ook moeten doen. Niet precies zo, anders werd het verdubbeld, en dat gebeurt niet. Mijnheer van der Werf, het spijt me eigenlijk dat ik het gezegd heb. Ik ben begonnen met te zeggen: "het college vindt het natuurlijk ook niet prettig", maar om het sensationele er wat van af te halen, heb ik toch deze verhoging eens rustig met U willen bekijken. Mijnheer van Dis, dat is eigenlijk de meest kernachtige kritiek, omdat U de verantwoordelijkheid hiervoor bij het bestuur van de gemeente zelf legt. U weet: wij verschillen daar natuurlijk over van mening. Ik geloof, dat als deze gemeente was doorgegaan op de wijze, waarop hier 15 a 20 jaar geleden werd geregeerd, met sluitende begrotingen, en met een dorp, waar zelfs de meest normale voorzieningen niet aanwezig waren, dat het dan ook niet goed was ge weest. Dan was misschien de begroting nu nog sluitend, maar dan zouden niet al die scholen, huizen en sportvelden er geweest zijn, die er nu wel zijn. Dan zou er bovendien geen zwembad aangelegd worden en dan zou er ook niet een stuk werkgelegenheid voor de pendelaars uit onze gemeente geschapen zijn. Je moet er voor kiezen. Wij hebben bewust gekozen voor de weg van het offer. Dus ook voor de hoge belasting, om aan de andere kant daarvoor voor de hele gemeente én voor de gemeenschap èn voor do streek de vruchten van te plukken. Nogmaals: het mag dan toch gezegd warden dat deze gemeente in staat is om in zo'n instructiebad een kleine 2 ton a fonds perdu te storten uit de baten van het industrieterrein.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1969 | | pagina 84