- 1.0 -
Tenslotte moet ik do juistheid van de laatste zin van artikel 12', lid 2, ernstig
in twijfel trekken» Naar mijn mening wordt hiermede teveel macht in handen van de
voorzitter gelegd.
□ok vraag ik me af of het wel juist is, dat de raadsvoorzitter steeds weer voor
zitter is of wordt van verenigingen of stichtingen, waarin de gemeente participeert,
Kortom hot geheel dar statuten maakt bij mij ernstige bedenkingen, welke ik vana
vond niet tot een oplossing gebracht zie.
De heer van Dis; Mijnheer de voorzitter, de ervaringen welke ik opgedaan heb met de
rapporten van het opbouwörgaan te Tilburg betreffende haar practische waarde en
objectiviteit zijn van dien aard dat men ook die rapporten meer critisch gaat door
nemen.
Ik moet dan ook helaas constateren dat het geheel zeer zwak is en de conclusie
weinig overtuigend te noemen is.
De vraag rijst wat de totaliteit van het rapport betreft of het verlangen van het
college van burgemeester en wethouders ten aanzien van dit punt niet in een toon
baar jasje moest worden gegoten om daardoor het geheel enigszins acceptabel te
doen schijnen.
Wanneer ik mijnheer de voorzitter naar aanleiding van het rapport enige vragen
stel dan moet U daaruit niet de conclusie trekken dat ik tegen een dorpshuis ben
als centraal punt voor het verenigingsleven. Vier jaar geleden heb ik reeds een
voorstel in die richting gedaan, wat als vanzelfsprekend door de meerderheid van
de raad werd afgewezen met als argument dat er in Fijnaart geen behoefte aan be
stond en gezien de diverse woonkernen er weinig gebruik van zal worden gemaakt.
Gaarne zou ik mijnheer de voorzitter enige nadere informaties hebben om tot een
meer duidelijk beeld te komen wat de redenen zijn van het gewijzigde standpunt in
deze.
Ik meen dat het hier in de eerste plaats moet gaan en dit zander enige bijbedoe
lingen, om het verenigingsleven mogelijk te maken haar doelstellingen zo goed
mogelijk te benaderen, mede door het beschikbaar stellen van de nodige accommo
datie.
Mijn eerste vraag is dan ook mijnheer de voorzitter:
1. Is de samensteller van het rapport in Fijnaart geweest om zich uitvoerig over
een en ander te laten informeren?
2. Indien zulks het geval is, zijn dan deze informaties zodanig geweest dat hier
door geen schade aan de objectiviteit van het rapport is aangebracht?
3. Heeft de betrokken persoon die het rapport heeft samengesteld zich ook in
verbinding kunnen stellen met de besturen der verenigingen of met andere
leidinggevende personen die op dat gebied in Fijnaart werkzaam zijn?
4. Indien dit niet het geval is hooft dan de rapporteur zich wel een juist beeld
kunnen scheppen wat betreft de gebruiksintensiteit en de rentabiliteit van
een dorpshuis?
5. Is er al overeenstemming bereikt met de bestuursorganen van de in de statuten
genoemde kerken en wel over de financiële bijdragen en de inspraak welke zij
eventueel verlangen en zullen moeten krijgen.
S, Acht U het op zakelijke gronden niet méér gewenst om dan pas met een credit-
aanvrage te komen, in welke vorm dan ook, als met belanghebbenden is onder
handeld, in deze de kerken en de plaatselijke verenigingen en in grote lijnen
overeenstemming en duidelijkheid is verkregen met opzet en exploitatie.
7. Acht U inspraak van de ter plaatse werkende verenigingen niet zeer gewenst
en kan deze inspraak niet een stimulans zijn om het mede—verantwoordelijk
heidsgevoel, ten aanzien van het geheel te vergroten?
8. Zou het, gezien de vele onduidelijkheden in het rapport en de voorbereidin
gen die nog een onduidelijk beeld vertonen niet beter zijn dit agendapunt terug
te nemen en in een volgende vergadering te behandelen, opdat ook de raadsle
den de tijd gelaten wordt zich nader te laten informeren.
11 -
De heer van der Wan0: Mijnheer de voorzitter,
1. Zijn de kerken bereid om deze som van 3G.G0Q,bijeen te brengen?
2. Wat de sleutclverdeling betreft van de bestuurszetels, die moet bestu
deerd worden. Daar manlseert nog veel aan.
3. Onder artikel 6 punt a moet uitgelicht worden dat ook de voorzitter
wordt voorgedragen door het college van burgemeester en wethouders.
De zinsnede zou moeten zijn: het college van burgemeester en wethouders
draagt drie leden voor, welke door de raad worden benoemd.
Onder artikel 7: De voorzitter van het dagelijks bestuur behoeft niet
dezelfde te zijn als van het algemeen bestuur.
Artikel 12. Hierin moet de laatste alinea vervallen.
Er moet gesteld warden: beslist het dagelijks bestuur.
De heer Haverkamp is er van overtuigd, dat de behoefte aan een dorpscentrum
-i-s» maar hij vraagt of dit niet in het oude r.k.—schoolgebouw was te rea
liseren geweest. Dit schoolgebouw is wel wat verwaarloosd, maar volgens hem
nog helemaal niet versleten. Hij vraagt zich dan ook af of met een bedrag
van 4 ton ook van dit oude schoolgebouw niet iets te maken is.
Hierna verkrijgt de heer van Dueren den Hollander het woord.
Zijn opmerkingen aangaande het voorliggende stuk betreffen het volgende.
Spreker heeft bezwaar tegen de constructie van het bestuur zoals dat in
de ontwerp-statuten is weergegeven. Hij acht het geen noodzaak in dergelijke
functies steeds weer dezelfde persoon terug te vinden. Opmerkende dat "de
raadsvoorzitter niet overal vooraan hoeft te zitten".
Voorts verklaarde hij dat hij vier jaar geleden tegen de bouw van een dorps
huis was geweest, omdat hij de exploitatiemogelijkheid betwijfelde. Hij merkt
verder op dat het logisch is, dat een centrum, dat met dergelijke kosten
wordt gebouwd, intensief moet worden gebruikt. Aan deze mogelijkheid had hij
in het verleden sterk getwijfeld, temeer gezien de bestaande oecumene. Ook
nu nog is hij nog niet geheel overtuigd. De exploitatie van het nieuwe cen
trum bleef voor hem een open vraag. Is, zo vroeg hij voorts, de restauratie-
mogelijkheid van de voormalige r.k«—school - waarin het parochiecentrum is
ondergebracht wel voldoende bekeken? Is deze oude school niet voor een
lager bedrag om te vormen?
Hij had de neiging, evenals de heer van Dis, te vragen het voorstel aan te
houden tot meer cijfers bekend zouden zijn.
De voorzitter antwoordt daarop als volgt.
Hij geeft een historisch overzicht over het ontstaan van de aangelegenheid
van het dorpscentrum. Hij stelt met nadruk dat het initiatief in deze geens
zins van burgemeester en wethouders is uitgegaan en dat het als zodanig ook
geen hobby is van genoemd college of van een lid daarvan. De hels zaak is
ontstaan toen de gemeente de eigendom verkreeg van de voormalige r.k,~
lagere school en in die hoedanigheid werd geconfronteerd met de moeilijkhe
den van de huurster i.e. de r.k, jeugdraad. Een suggestie van deze jeugd
raad, het gebouw een opknapbeurt te geven waarmee een bedrag van
50.000,gemoeid zou zijn - is niet opgevolgd, temeer daar overigens
blijkt dat het werkelijke bedrag, voor restauratie nodig, op een ton moet
worden geschat.
In verband met deze restauratie zou ook nooit een subsidie kunnen worden
verkregen van C.R.M.
Dit ministerie heeft deskundigen naar Fijnaart gezonden om het gebouw te
onderzoeken. Bij schrijven van 6 februari 1969 werd medegedeeld dat "het
parochiecentrum rijp is voor de sloop". Subsidie zou derhalve niet verleend
kunnen worden bij restauratie van het gebouw.