- 2 - 5. Voorstel tot ongegrondverklaring bezwaarschrift van J.J. van Steen inzake aan slag baatbelasting drinkwaterleiding 1DG3. De heer Evers: Mijnheer de voorzitter, waarom hebben deze mensen nu pas die aan- slag gekregen? De woningen zijn reeds jaren geleden aangesloten op de waterlei ding. Waarom moeten de mensen, die buitenaf wonen, voor allo mogelijke noodzake lijke accommodatie apart belasting betalen? Ik heb al opmerkingen gehoord dat gaat niet helemaal op - maar in ieder geval toch wel voor een gedeelte - we moeten ook straatbelasting betalen en we hebben helemaal geen straat, alleen maar blubber. Ik vind het ergens een onjuiste heffing, ongeacht of het nu voor waterleiding of voor electriciteit is, dat blijft voor mij hetzelfde. De heer van Dueren den Hollander: Mijnheer de voorzitter, als het over de belas ting op zich gaat, vind ik hot natuurlijk net zo onrechtvaardig als collega Evers. Iemand die ver buitenaf zit, heeft net zo goed recht op wat goed drink water, dus daar ben ik hot helemaal mee eens. Overigens heeft het mij verder wel wat bevreemd, dat deze man nu net doet of dat het gebeurd is zonder dat hij het wilde. Dat vind ik een slechte motivering om zodoende aan die belasting te ont komen, dat vind ik ook niet elegant. De voorzitter: Nog iemand van U, mejuffrouw, mijne heren? Mijnheer Evers, het college staat ook niet sympathiek tegenover deze belasting. Zoals U in het zeer uitvoerige voorstel ziet, heeft de gemeente destijds niets nagelaten om juist aan deze belasting te ontkomen. Deze belasting is evenals de straataanlegkostenbelasting, eenvoudig door de provincie opgelegd. Het raadsbesluit om deze zogenaamde onrendabele gebieden van water te voorzien, kon pas worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten, nadat Uw raad had besloten daar ook een belasting voor te heffen. Volgens de wet mag dat 7Sja zijn en Uw raad heeft toen maar 60°/) opgelegd. In de tweede plaats en dat moet U toch niet vergeten - en dan kom ik tegelijk op wat de heer van Dueren den Hollander al heeft gezegd - is destijds aan al deze mensen gevraagd: "vinden jullie het goed, dat we dit doen, ook terwijl je weet dat deze baatbelasting er aan vastzit". Daar hebben alle bewoners schriftelijk "ja" op geantwoord, In dit geval is het niet de heer van Steen geweest, maar zijn vader, maar dat doet juridisch niets aan het feit toe of af. Die belasting rust op het perceel. Nogmaals, hier faalt de gemeentelijke autonomie. Wij konden dit alleen maar doen als deze belasting werd opgelegd. De heer Evers: Dat wist ik voorzitter, maar het probleem moesten we eigenlijk doorspelen naar de hogere overheid. Ik vind het ergens een discriminerend op treden van de overheid. Als we nu gaan kijken in ons eigen bedrijf dan stelt men zonder meer: "U moet x-bedrag betalen voor een aansluiting, of het nu 1, 10 of 50 meter is, dat doet verder niet ter zake, men moet betalen". Dat deze mensen op een gegeven moment een bepaald bedrag moeten betalen willen ze aangesloten worden als ze het zelf dus aanvragen: "accoord". Maar dit is zonder meer een discriminerende verhouding ten opzichte van de mensen die in een bebouwde kom wonen te meer daar het in de meeste gevallen gaat over de bestaande percelen. Het gaat niet over mensen die naderhand daar zijn gaan bouwen. Ik geloof dat er dan in bepaalde gevallen geen baatbelasting geheven wordt. Ik zou graag hebben, mijnheer de voorzitter, dat hier eens een keer een rapport over wordt opgemaakt,om dat bij de hogere overheid aanhangig te maken. Ik vind het zonder meer discriminerend. De voorzitter^ Nog iemand van U in tweede en laatste instantie? Mijnheer Evers, ik ben U dankbaar voor Uw opmerking. Het gaat om de bestaande gebouwen. De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders. - 3 - 6. Voorstel_ to t aa nwijzi_ng sta n dpi outs voor woonwagens. P_e, heOjf vaj"! der WerfMijnheer de voorzitter, nu we het woonwagenkamp naar de Kadedijk gaan verplaatsen, is dit volgens mij toch geen goede oplossing, daar nu de mensen aan de Kadedijk de last ervan zullen ondervinden. Blijft het bij vier wagens, want in het verleden is gebleken dat er wel acht woonwagens stonden. Wordt de openbare rijweg dan wel voldoende vrij gehouden? In het verleden is ook meermalen gebleken dat die openbare rijweg daar niet vrij was. Wat de afrastering betreft, deze zag ik graag boven op de dijk in plaats van onder aan de dijk, zodat de afrit naar beneden altijd vrij blijft, ook die langs de woning van de heer Tolenaars, Is de gemeente straks ook aansprakelijk als er schade wordt aangebracht aan de aardbeien op dat stukje dijkgrond? Ik zou op deze vragen graag een duidelijk antwoord hebben, mijnheer de voor zitter, alvorens ik mijn stem aan dit voorstel geef. De heer van Dis: Mijnheer de voorzitter, de argumenten welke U aanvoert zijn misschien wel aanwezig, maar die lossen het probleem niet op. 1. Het slechte aanzien van het dorp blijft mijns inziens bestaan of wordt nog groter. 2. De overlast die de bewoners in de omgeving ondervinden, wordt verlegd naar andere bewoners. De heren Tolenaars en Langbroek moeten deze over last nu maar accepteren is de consequentie van dit argument. 3. Het bestaande terrein wordt bestraat, doch als dit als een bezwaar geldt, kan deze bestrating ook nog wel een jaar uitgesteld worden totdat het woonwagenkamp in Roosendaal klaar is. Wat wel het gevolg zal zijn van het beschikbaar stellen van het terrein van de heer Maris,is dat het verkeer over de dijk aldaar veel hinder zal onder vinden van deze standplaats. Het verleden heeft dat bewezen. Ik vraag mij dan ook af, mijnheer de voorzitter, of er geen andere plaats aangewezen kan worden, die deze bezwaren en vooral het laatste bezwaar kan opvangen, daar de gemeente nog over vrij terrein beschikt. De voorzitter: Maak er geen geheim van mijnheer van Dis, zeg tegelijk waar. De lieer van Dis: In de Langeweg, leaft de gemeente daar nog bouwgrond in de omgeving van Hennekam? De heer Evers: Mijnheer de voorzitter, ik wil dank brengen aan de mensen die er aan gewerkt hebben om ze in elk geval bij het sportveld weg te krijgen. Het is een groot winstpunt dat er een terrein is aan de Kadedijk. Bestaat de mogelijkheid zich strikt te handhaven aan een bepaald aantal wa gens - vier of vijf -? De lieer van Dueren den_j;lpJLl^nder: Mijnheer de voorzitter, er zijn al veel dingen gevraagd, waar ik het mee eens ben. Overigens is het aanzien van het dorp voor de passant beroerder geworden. Wanneer we het daar onderin houden bij de sportvelden, dan had men er wel hinder van, maar men zag het amper. Dat het daar weg is,is geloof ik, een winstpunt, Het is een verlies dat het weer aan de Kadedijk terecht komt, waar het vroeger was, dat moet ik vaststellen. Het is een voortdurend terugkerend probleem en het is zelfs van dien aard dat je eigenlijk als gemeente om moet gaan zien om het ergens anders te plaatsen zonder dat je andere gemeentena ren daar overlast mee aandoet. Het zullen best fatsoenlijke mensen zijn, maar als buren zo aan de buitenkant gezien, zijn het geen plezierige mensen, want meestal is het een rotzooi er om heen. We halen het daar weg en we brengen het bij anderen en die moeten dat zonder meer accepteren. Ik wilde

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1969 | | pagina 141