r
t
- 3 -
Artikel 5.
Wijziging van het bedrag van de inhouding, bedoeld in artikel 3, lid 1, beëin
diging van de inhouding en verandering van spaarinstelling geschieden op
daartoe strekkend verzoek van de belanghebbende door middel van een door
burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. Aan deze verzoeken, welke
slechts eenmaal per kalenderjaar mogen worden ingediend, wordt uiterlijk bij de
uitbetaling van de bezoldiging over de tweede maand, volgende op die waarin
het desbetreffende verzoek is ingediend, gevolg gegeven.
Artikel 6.
De belanghebbende heeft de vrije beschikking over de op zijn bijzondere spaar
rekening gestorte bedragen.
Artikel 7.
1. Indien belanghebbende op zijn bijzondere spaarrekening een totaal van bedragen
heeft staan, die sinds het einde van het jaar waarin zij op zijn bezoldiging
zijn ingehouden ten minste vier jaar op die rekening hebben uitgestaan, dan
wel ingevolge artikel 12 moeten worden geacht te hebben uitgestaan, heeft hij
ten laste van de gemeente aanspraak op een spaarpremie van 25°/o van het totaal
van die bedragen tot een maximum van 12G,oen en ander voor zover daar
over nog geen spaarpremie is toegekend.
2. Indien belanghebbende, die als gevolg van de omstandigheid dat zijn bezoldiging
meer is gaan bedragen dan het in artikel 1, lid 1, bedoelde maximum niet lan
ger als belanghebbende kan worden aangemerkt, op 1 januari van het kalender
jaar volgend op het jaar waarin zijn bezoldiging evenbedoeld maximum heeft
overschreden nog een bedrag op zijn bijzondere spaarrekening heeft staan dat
ten minste een vol kalenderjaar ononderbroken op die rekening heeft gestaan
of ingevolge artikel 12 moet worden geacht te hebben gestaan, heeft hij aan
spraak op een spaarpremie ten bedrage van zoveel vierden van 2£P/o van dat be
drag als dat bedrag volle kalenderjaren op die rekening gestaan heeft of in
gevolge artikel 12 moet worden geacht te hebben gestaan, een en ander voor
zover daarover nog geen spaarpremie is toegekend.
3. Indien belanghebbende is ontslagen met recht op wachtgeld of uitkering en hij
op de datum van zijn ontslag een tegoed op zijn bijzondere spaarrekening heeft
staan waarover nog geen spaarpremie is toegekend heeft hij - tenzij hij heeft
gebruik gemaakt van de hem in artikel 9 toegekende bevoegdheid dan wel binnen
twee maanden weer belanghebbende is geworden aanspraak op een spaarpremie
van 29)4 van dat tegoed.
4. Indien belanghebbende is ontslagen wegens het bereiken van de 65-jarige leef
tijd of uit hoofde van zijn ontslag recht heeft op dadelijk ingaand pensioen en
hij op de datum van zijn ontslag een tegoed op zijn bijzondere spaarrekening
heeft staan dat ten minste ëên jaar voor de datum van zijn ontslag ononderbroken
op die rekening heeft gestaan of ingevolge artikel 12 geacht moet worden te
hebben gestaan, heeft hij aanspraak op een spaarpremie van 23/o van dat tegoed.
5. Indien belanghebbende op andere gronden dan bedoeld in de leden 3 en 4 is
ontslagen en hij op de datum van zijn ontslag nog een bedrag op zijn bijzondere
rekening heeft staan dat ten minste een vol kalenderjaar op die rekening heeft
gestaan of ingevolge artikel 12 geacht moet worden te hebben gestaan, heeft hij -
tenzij hij binnen twee maanden weer belanghebbende is geworden - aanspraak op
een spaarpremie van zoveel vierden van 25°/o van dat bedrag als dat bedrag
volle kalenderjaren op die rekening heeft uitgestaan of ingevolge artikel 12
geacht moet worden te hebben gestaan, een en ander voor zover daarover nog
geen spaarpremie is toegekend.