- 2 - Maar als wg nu de morele kant gaan bezien - de heer Kannekens heeft in 1961 zelf alles in het werk gesteld om een eigen woning te bouwen, daar de woning nood toen zeer groot was - en Uw college het Ketenbesluit 1924 en alle aan verwante artikelen gebruikt om dit tegen te gaan, vraag ik mij toch af, welke kant gaat het op met het eigen initiatief van degene, die nog wil bouwen. Door Uw college wordt er nog op gewezen, dat deze garage buiten het bestemmings plan valt wat de agrarische sector betreft. Zou de heor Kannekens een champig non-kwekerij of een kippenfarm hebben opgezet, dan zou de vergunning wel gegeven hebben kunnen worden. Dat de heer Kannekens fout is geweest om de bouw tot stand te brengen staat voor ons als een paal boven water. Maar toch zou ik er op aan willen dringen - al was het buiten al deze bepalingen om - deze garage te laten staan. Misschien wil de heer Kannekens over enige tijd tot verbouwing overgaan en zijn woning in steen laten optrekken. Doet hij dit niet, dan moet hij zelf de consequenties maar dragen voor de afbraak van deze garage. Moreel gezien vind ik het onjuist dat het college van burgemeester en wethouders deze bouwvergunning heeft gewei gerd. De heer Evers: Mijnheer de voorzitter, juridisch is aan deze zaak niets te doen, dat ben ik mezelf volkomen bewust. Wanneer de wetgeving altijd met deze accuratesse zou worden toegepast, was deze moeilijkheid voorkomen, omdat de termijn van de bewoning van de houten woning reeds lang is verstreken. Eén ding is mij echter niet duidelijk. Voorheen was er een weg van menselijke soepelheid. Deze weg is schijnbaar geheel afgesloten,want de kraan van mens zijn is - naar ik meen - voor het grootste deel dicht ge draaid. Wanneer dit dan toch zo is, zou ik willen voorstellen, alle onhoudbare en vaak stinkende situaties in de bebouwde kom van onze gemeente eerst te ont ruimen en mochten er geen bepalingen voor zijn spoedig voorstellen hiervoor in te dienen, zodat onze gemeente een voorbeeld van stiptheid kan zijn in alle fa cetten. Tevens vraag ik me af waarom U zo op de eigen bouw, eigen verantwoorde lijkheid, eigen bezit, attendeert. Wanneer iemand een eigen woning met toebeho ren wil bouwen op een voor hem haalbare wijze, worden precies alle wetten nage slagen, zodat het toch ergens voor hem een onhaalbare zaak gaat worden. Dit is dan ook de reden dat ik de Raad de twee volgende voorstellen voorleg: 1. Dit punt geheel van de agenda te verwijderen: a. omdat de bewoningstermijn van de houten woning reeds lang is verstreken; b. omdat door het vertrek van zijn ouders naar de kom van de gemeente de berging- en stallingsmoeilijkheden aanmerkelijk groter zijn geworden, om dat hij nu de schuur van zijn vader niet meer kan gebruiken. 2. Alle aanvragen om een vergunning voor houten woningen of keten in de toekomst via een raadsbesluit te laten bekrachtigen of te weigeren. Dit voorkomt dan misschien herhaling van deze narigheid! De heer Bos: Mijnheer de voorzitter, ik kan heel kort zijn, ik ben het volledig met de heer Evers eens. De heer van Dueren den Hollander: Voorzitter, ik sluit me er ook bij aan. De voorzitter: Ik ben er blij mee, dat U zo uitvoerig aandacht aan deze zaak besteed hebt, omdat het voor Uw college iedere keer weer een hele moeilijke zaak is. Het is het meest ondankbare deel eigenlijk van onze taak om in dit overvolle land bepalingen toe te passen die door Uw raad zijn vastgesteld of die ons bij de Wet zijn opgedragen. Keer op keer blijkt ons, dat deze voorschriften nog niet doorgedrongen zijn in het rechtsbewustzijn, niet alleen van Uw raad, maar ook van de inwoners. Toch zijn deze voorschriften door Uw raad gegeven, toch dwingt de Wet Uw college deze voorschriften te handhaven.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1968 | | pagina 86