- 13
ii
Mijnheer Lombregts, ik heb U natuurlijk geen bevredigend antwoord gegeven,
want het college beseft heel goed, dat veel inwoners daar zo over denken
zoals U er over denkt. Het is een vervelende zaak. Het is veel prettiger
en gemakkelijker om gewoon te zeggen: "ga je gang maar". Toch kan ik U mis
schien nog een lichtpunt bieden in dit opzicht. Het college kan zich voor
stellen, mijnheer Lambregts, dat er nog eens een tijd komt dat de bevolking
van Heijningen zegt: "ik bon er dankbaar voor". Het is namelijk het merkwaar
dige dat men hier met een geringe bevolking en met kleine kernen als het
einde en de zaligheid ziet: meer volk, meer uitbreiding.
Terwijl als U boven de rivieren komt en de randstad instapt de bevolking maar
één wens heeft: "stop da uitbreiding, laten we klein blijven", want daar
heeft men de zegeningen van de uitbreidingen van huizen-massa's, van steen
buurten, van de woestijn en van woonbuurten inmiddels al ondervonden.
Ik ken de gemeenschap Heijningen, ik kom er graag, ik kan me niet voorstel
len, dat men mij nu zal prijzen om het beleid, dat ik voorsta. Ik kan me wel
voorstellen, dat men dit over 10 jaar zal doen. Dat is misschien de enige
troost die ik U kan geven. Want dan zal Heijningen inderdaad Heijningen ge
bleven zijn en dan zal misschien Klundert en een heleboel andere plaatsen
hier zichzelf helemaal niet gebleven zijn, omdat de golf van de nieuwe tijd
ze eenvoudig zal hebban overspoeld.
Mijnheer van der Werf, U komt met een tweede voorstel, om wel met het colle
ge mee te gaan, maar om te zeggen: "zet daar een termijn in" en laat die te]>-
mijn dan zijn 1972. Dan is namelijk naar U aanneemt, in elk geval de Zoomweg
voltooid - die zal overigens wel eerder voltooid zijn - maar dan is de zaak
uitgekristaliseerd en dan is de herindeling ook waarschijnlijk wel bekend.
We hebben daar in het college niet ever kunnen spreken van tevoren. Persoon
lijk - en dan spreek ik misschien heel erg persoonlijk - voel ik dan meer
voor het standpunt van de heer van Dueren den Hollander om te zeggen:
"neem nou dit voorstel maar aan". U weet evengoed als ik, mijnheer van der
Werf, dat als de omstandigheden veranderen in 1970, 1971, 1972 of volgend
jaar, dat het toch iedereen vrijstaat om weer met een nieuw voorstel te
komen. Dat blijft toch zo en dan kunt U dit toch weer opnieuw bezien. Maar
het is oen voorstel van U, tenzij U het intrekt, en wij zullen dat straks aan
de raadsleden ter beoordeling voorleggen.
Wie van U mag in tweede instantie het woord verlenen?
De heer Bos: Voorzitter, rnet de woorden "laat ze maar creperen", daar heb
ik beslist het college niet mee bedoeld.
De yaorzitterNee, dat weet ik wel, mijnheer Bos, maar ik wil het ook voor
de P.P.D. opnemen. Ik kan uit de grond van mijn hart zeggen dat deze mensen
niet hebben geluisterd naar een bepaald geluid en dat ze zonder vooroordaling
en objectief en eerlijk hier de gegevens hebben opgehaald en hebben gekregen.
De heer Bos: Dan is hier een misverstand over voorzitter, ik neem daar ten
opzichte van de P.P.D. geen woord van terug.
Dat de afstand tussen het industrieterrein en de woonkern op de dag van
vandaag geen rol meer speelt, dat weet ik ook wel. Maar dat staat niet in
die brief. Daar staat in: "dat het er te kort bij ligt" en dan zeg ik U:
"Dinteloord ligt er net zo kort bij". Misschien wel korter als je de Sasdijk
neemt. Het advies is maar van de sub-commissie. Laat gedeputeerde staten
dan - al weegt het streekplan zwaarder - neen zeggen, dan hebben wij een
beslissing en dan kan er ook eventueel beroep worden aangetekend, maar nu
komt er nooit een uitspraak.