GEMEENTE FIJNAART EN HEIJNINGEN
HANDELINGEN VAN DE OPENBARE RAADSVERGADERING VAN DONDERDAG 13 JUNI 19SB.
1Opening.
De voorzitter: Ik open deze vergadering en verzoek U een ogenblik stilte
in acht te nemen.
2. Notulen van de raadsvergadering van 25 april 1968.
De raad besluit de ontwerp-notulen ongewijzigd vast te stellen.
3. Ingekomen stukken en mededelingen.
De heer van Disj Mijnheer de voorzitter, ik heb gevraagd om een antwoord,
maar niet om een uitgebreide brief, die, gezien de vraag, feitelijk maar een
sluitstuk is van een pocketboek. Maar een antwoord op mijn vraag heb ik er
niet in kunnen vinden.
De heer Bos: Voorzitter, U sluit de brief ergens, dat het U bevreemdt, dat
juist, nu het college ergens mee bezig is, daarover gesproken wordt. Dat is
niet juist, want het is misschien al wel 6 7 jaar achter elkaar, dat bij
de behandeling van de begroting door de heer van Dis hierop is geattendeerd.
De heer van Dueren den Hollander: Voorzitter, ik sta inderdaad aan de kant
van de heer Bos, want dat is waar. De heer van Dis heeft hier al eens meer
iets over gezegd.
De voorzitter: Wenst nog iemand anders het woord?
Mijnheer van Dis, U hebt gevraagd om een antwoord. Als U niets had gekregen
dan had ik mn Uw ontevredenheid kunnen voorstellen. Nu wij ons de moeite
hebben getroost, terwijl wij waarachtig wel wat anders te doen hebben dan
zulke oude zaken te onderzoeken, om U zo uitvoerig te antwoorden, had ik een
ander antwoord van U verwacht dan de opmerking dat U deze brief als sluit
stuk van een pocketboek kenschetst. Deze brief is U opzettelijk nog voor deze
vergadering toegezonden.
Mijnheer 3os, wat Uw opmerking betreft: een aantal jaren is zeker aan de
voorzitter van Uw college voorbij gegaan, om de eenvoudige reden dat hij er
niet was. Zolang ik hier ben is er nog nooit met zoveel woorden om gevraagd.
Daarom hebben wij gezegd dat het ons bevreemdt dat juist op een moment, dat
wij doende zijn en dat weet de heer van Dis om dergelijke kosten weer af
te voeren, zó uitvoerig wordt geïnformeerd naar de wijze waarop die kosten
in het verleden ontstonden. De heer van Dis zegt: "het is niet bevredigend".
Uw college zegt het anders: "het is wel bevredigend", anders zou het college
deze brief niet hebben ondertekend.
Of we sluiten voorgoed de discussie over deze zaak óf de heer van Dis zegt
dat dit antwoord hom niet bevredigt. We hebben deze brief in het volle vei>-
trouwen opgemaakt en de zaak staat er zelfs uitvoeriger in dan in de brief
die U eerder hierover is toegezonden. Als U het antwoord niet bevredigend
vindt, dan zegt U het maar.