- 10 - De heer van Dueren den Hollander: Mijnheer de voorzitter, ik vind dat ongewone uur wel historisch, om zo vroeg in de morgen te vergaderen, maar ik hoop niet dat U dit nog meer zult doen. Verder moet ik zeggen dat de morgenstond dan misschien voor Dintelmond wel goud in de mond had. De voorzitter; Dat moet worden opgeschreven, want dit wordt literatuur. De heer van Dis: Mijnheer de voorzitter, U hebt aan het begin van deze vergadering in het kort, op een U eigen wijze, de ramp herdacht. U hebt dit gedaan in verge lijking met de grote rampen in het wereldgebeuren. Onnodig mijnheer de voorzitter, lang stil te staan, dat de Fijnaartse bevolking en vooral die de ramp hebben mee gemaakt en daardoor zware verliezen hebben geleden, dit zo niet zien. Want, mijn heer de voorzitter, nu 15 jaar geleden werd er in onze gemeente actief gezocht naar slachtoffers, welke deze natuurramp niet overleefden. Dagelijks werd meer zekerheid verkregen betreffende de vermisten tengevolge van de overstroming. Nu is er reden om de volgende vragen te stellen: 1e. Wat is de reden geweest dat door het college van burgemeester en wethouders hieraan op geen enkele wijze aandacht is geschonken? 2e. Waarom is door het college van burgemeester en wethouders met de diverse kerken geen contact opgenomen om in een gezamenlijke dienst de slachtoffers van deze ramp te gedenken? 3e. Waarom heeft het college van burgemeester en wethouders nagelaten een krans te leggen bij het monument te Heijningen, dat de herinneringen aan die da gen levendig moet houden? 4e. Indien het gemeentebestuur zelf de tijd niet kon vrij maken, waarom zijn er dan namens het gemeentebestuur en daarvoor namens de gehele gemeente geen bloemen gelegd op de massagraven, waar de slachtoffers van deze ramp zijn bijeen gebracht en naar wij hopen in vrede rusten? Mijnheer de voorzitter, nu dit alles achterwege gelaten is, stel ik voor om in deze vergadering één minuut stilte in acht te nemen om deze slachtoffers alsnog te gedenken. De voorzitter: Dank voor Uw woorden, mijnheer van Dis. In de eerste plaats heeft U mij toch werkelijk buitengewoon verkeerd - en bijna tragisch verkeerd - begrepen als U uit mijn woorden hebt begrepen, dat deze ramp een kleine ramp zou zijn geweest. Ik heb gezegd: "in het wereldgebeuren is deze ramp een kleine ramp", maar dit geldt niet voor al die mensen, die nabe staanden hebben, die nabestaanden zijn, en die vrienden of kennissen hebben verloren. Ik weet heel goed, mijnheer van Dis, wat deze ramp heeft betekend, niet zo goed als U, dat kan ook niet, want ik ben er niet bij geweest, wel op een andere plaats, maar niet in onze gemeente.Ik heb toen ook niet kunnen doen wat U gedaan heeft. Maar mijn woord van herdenking aan het begin van deze vei>- gadering was eerlijk gemeend en ik geloof niet dat wij over deze 76 slachtof fers van de 1 februari-nacht van 1953 hier moeten discussiëren over in hoe verre mijn herdenkingswoord adequaat voldoende of niet voldoende is geweest. Dat is het eerste punt. Wat het tweede punt betreft over het nalaten. Toen ik hier in de gemeente kwam ben ik begonnen met een kranslegging bij het monument te Heijningen. Ik heb de herdenking van de doden uit de Tweede Wereldoorlog weer ingesteld omdat het hier niet meer gebeurde. Er is néóit iemand geweest, die tegen mij ge zegd heeft, de doden uit de Tweede Wereldoorlog of die van'de Watersnood te herdenken. Niet, dat wij niet denken aan die doden, maar omdat kennelijk het karakter van deze gemeente en de aard van de bevolking zo is, dat men aan een opgelegde herdenking minder waarde hecht dan aan een herdenking in het hart. Ik heb tevergeefs gewacht, mijnheer van Dis, ook op Uw suggestie, om deze slachtoffers te herdenken.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1968 | | pagina 11