t-2-
5. Subsidie aan de Bond tegen het vloeken.
De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders,
6. Fluoridering drinkwater,
^■,raad- "besluit zonder, hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders,
7Onbewoonbaarverklaring panden Kraaiendi.ik 10 en Tonsedijk 25,
De raad besluit zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en wethouders,
8Contingents-, huur- en woonruimtebeleid van het rijk.
De heer van der Werf; Ik wilde eens vragen of de juiste cijfers hier vermeld
zijn, mij lijkt dat ze nogal een beetje aan de lage kant zijn.
De voorzitters U bedoelt van de woningzoekenden?
De heer van der Werf; Ja.
De voorzitter; Mijnheer van der Werf, het is moeilijk om van dag tot dag het
juiste cijfer te weten. Op onze gestencilde lijst, die om do 6 maanden gemaakt
wordt, staan 150 namen, maar er zijn juist nog negen gegadigden bijgekomen,
dat maakt dus 159 woningzoekenden. Voorts maak ik er U op attent, dat de
schatting hier gemaakt, voor wat betreft de 25 inschrijvingen van aanstaande
paren, naar mijn mening ook te laag is. Gesteld dat wij een extra contingent
van 89 woningen zouden krijgen - wat naar mijn mening toch uitgesloten moet
worden geachu en gesteld dan al dat we dat binnen een jaar zouden krijgen,
dan zouden zich binnen dat jaar meer paren aan dienen dan 25. Maar dat is al
weer meer dan U vroeg, want dan vertel ik U hoe het verloop in de toekomst
zal zijn van deze lijst. Nu staan er dus geen 150 maar 160 namen op onze lijst
van woningzoekenden.
De heer van Dis; Mijnheer de voorzitter, wij hebben van 1940 - 1945 onder druk ge
staan van de Duitse bezetter. Na 1945 zijn we onder druk gekomen van een amb
telijk apparaat, dat de vrijheden van de burgers ernstig belommerde, vooral
op hec gebied van de voorschriften van het huur—en het woonruimtebeleid» Ik
juich het schrijven van de minister dd. 10 augustus 1966 toe, maar ik ben
tegen elke voorwaarde welke het college daaraan wil verbinden. Wij moeten
naar volkomen vrijheid toe. Dat is tenslotte mijn standpunt ten opzichte
van het voorstel van burgemeester en wethouders naar aanleiding van de brief
van 10 augustus 1966,
De voorzitter; Wil nog iemand in eerste instantie het woord? Niemand? Mijn
heer van Dis, ik geloof dat de waarheid vaak in het midden ligt. Het probleem
is zeer ingewikkeld. Het college weet dat zo <56n, twee, drie niet. Het zou
eenvoudig niet naalbaar zijn, ook landelijk niet, om van een zeer gebonden
onvrij stelsel, dat ook rekening moet houden met andere gemeenten dan de onze,
over te gaan op een vrij stelsel. Wij moeten antwoorden;"Voor onze gemeente
zit net moeilijk". Laar ik geloof toch ook dat het voor onze gemeente geldt,
dat wij niet van de grote onvrijheid, die op dit gebied bestaat hier, ineens,
zonder dat een evenwichtstoestand bereikt is, die aanvankelijk toch voorwaarde
zal zijn voor vrijheid, direct moeten overgaan tot volledige vrijheid, nu
duidelijk blijkt uit een opgave van de nog heersende woningnood, dat er dan
ook in onze gemeente spanningen zouden kdnnen ontstaan. We zeggen niet dat ze
ontstaan, dat hangt ook af van de mensen die huiseigenaar zijn, maar het gevaar
oestaat, de mogelijkheid is aanwezig. Wij menen dus, U naar eerlijkheid te
moeten voorstellen, de minister te antwoorden; "Minister, U zegt ik ben voor
vrijheid vooral als er een evenwichtstoestand is", dat zegt die minister name
lijk zelf. Die minister attendeert ons op de mogelijkheid een extra contingent
aan te vragen. Wij menen dan te moeten zeggen; "Ja,graag dat extra contingent
en dan vrijheid". Zegt Uw raad dat niet mejuffrouw en mijne heren, dan zou én