-12- Mijnheer do Wit, ik laat U niet iets vragen,ik ga U eerst iets zeggen# Hot is vandaag Uw laatste raadsvergadering en nu weet U lest dat ik persoonlijk niet zo erg Hij was met deze raadsvergadering, maar dat ik toch. hlij ben dat deze verga dering gekomen is, omdat ik ons raadslid de Wit hier mag bedanken, wat hij hier als raadslid en als mens voor ons gedaan heeft. Uw vader heeft in jq raad gezeten van 1945 1958. leen de oude de Uit wegging, kwam de jonge de Wit, die nu ook al weer een dagje ouder is, zijn fakkel overnemen en hij heeft die fakkel gedra gen van 1958 tot 1966, Het is natuurlijk heel raar om te zeggen tot over vior jaar, want dan zeg je ongewild iets onvriendelijks tegen een der zittende of komende leden» ><e hebben met ontzettend vool waardering en zelfs met sympathie de wijze gade geslagen,waarop U raadslid bent geweest, pittig als het moest, aan de andere kant rustig, ja erg praktisch, U ging er recht op af, U zag de grote lijn, U was onafhankelijk, hoewel U met iemand anders een politieke groepering had, dat mag ook, dat moet zelfs ook, U had initiatief on U had durf, We mogen echt wel zeggen dat we de elfde man uit onze raad zullen missen in de jaren die gaan komen. Uw woonplaats ileijningen hebt U zo enorm goed vertegenwoordigd in onze raad, de laat ste jaren, U bent voortdurend voor dat deel van onze gemeente waar U woont opge komen en U hebt U daarvoor ingezet, We zullen U echt missen, maar ik hoop dat U in Heijningen en in Fijnaart en Ileijningen van heel dichtbij onze raadszittingen zult blijven volgen. Ik hoop dat U nog wel eens als niet—raadslid bij ons aan komt kuieren en zegt:"Wilt U me dat en dat eens duidelijk maken, want dat gaat me ook als niet-raadslid ter harte". Voor een scheidend raadslid is er geen beloning,die moet nog worden uitgevonden, daar mooten we nog eens over denken. Maar laat het U een beloning zijn dat U hier weggaat zonder dat er spanningen geweest zijn, zon der dat U vijanden hebt gemaakt, dat U als een vriendelijk,maar zeer beslist raads- lia ons gaat verlaten. Mijnheer de Wit, ik dank U zeer voor alles wat U hebt gedaan. De heer de Uit: Dank U wel mijnheer de voorzitter, mag ik dan eerst iets vragen mijnheer de voorzitter, als ik eenmaal weg ben kan het niet meer. Dan wil ik iets vertellen over hetgeen de heer van Dis heeft gezogd over die grond. Men heeft mij indertijd gezegd, als er^n die bouwgrond grond is weggehaald door de gemeente dan wordt dat vergoed en dat is inderdaad gebeurd, maar men heeft dat misschien toen vergeten.Als U daar misschien nog een keer aandacht aan wilt besteden. Dat was mijn laatste vraag. De voorzitter; Goed een raadslid mag dan geen beloning in ontvangst nemen, maar wie weet wat voor beloningen U straks krijgt als niet-raadslid. De heer de Vit: Ma/? ik U dan bedanken, mijnheer de voorzitter, voor de hartelijke woorden. Ik heb het altijd met veel plezier gedaan, hoewel het wel eens een keer mijn nachtrust kostte, omdat ik na een rumoerige vergadering niet al te best kon slapen. Misschien was deze dan voor de anderen niet zo rumoerig,maar voor mij toch wel. Ik geloof toch, dat ik, als ik zo eens hoor, wel vrienden in de raad gekregen neb en daar ben ik blij om. Misschien komt er nog wel eens een gelegenheid dat ik hier een plaats in mag nemen. De voorzitter: Ilc hoop het voor U mijnheer de Wit, De heer van Dueren den Hollander: Voorzitter, op Oudemclen is het 's-avonds wat extra donker, zou daar wat aan gedaan kunnen worden? De voorzitter: U bedoelt toch niet bij het postkantoor? De hoer van Dueren den Hollander: Eigenlijk op de gehele Oudemolen, Er komen wel eens mensen naar me toe die zeggen denk daar nu eens om bij de rondvraag. Ik heb het dus nu ter kennis gebracht en ik hoop dat het aandacht krijgt en de afloop zul len we wel merken. De heer Dos: U hoeft mij straks niet de gelegenheid gegeven en het naar de rond vraag verwezen. Ik zou twee dingen willen zeggen, in de eerste plaats dat ik hele maal niet verlang dat de woorden in de brief van 9 augustus 1966 worden herroepen, maar wel zou ik graag zien dat ze in de toekomst worden vermeden en in de tweede plaats zijn we nu meerdere vergaderingen achter met de notulen en ik zou het op prijs stellen dat die ons in hot vervolg tijdig zouden bereiken. De voorzitter: Over het eerste zal ik niot veel zeggen, maar mag ik U uitnodigen om nog eens bij me te komen, dan zal ik U het haarfijn uitleggen waarom ik dit meende te noeten doen. Ik heb het om precies dezelfde reden gedaan als waarom U meende een vorgadering bijeen te roepen,om precies dezelfde reden moende ik het in het belang van de gemeente, dat ik een zwakke poging moest wagen orn U als raads lid er van af te brengen. Op Uw tweede vraag zal de secretaris U antwoorden.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1966 | | pagina 74