-11- gekend heeft, zal het duidelijk zijn, dat veel in deze gemeente is veranderd. Ik "ben hem daarvoor dankbaar, En dan nu hetgeen U mijne heren raadsleden tegen mij gezegd hebt. Uit het feit, mijnheer van Dis, dat U zeven pastoors, predikanten en burgemeesters de revue hebt zien passeren maak ik op dat U vermoedelijk het oudste raadslid bent. Ik maak er ook uit op, dat ondanks het getal 7? de zegen op deze gaanden gebleven is. Ik ben blij dat in Uw woord hebt laten doorschemeren en heel duidelijk gezegd hebt, dat U die zelfde zegen, die U toen voor al die ambten hebt afgebeden, ook mijn vrouw en mij wilt toewensen. U hebt ook gezegd mijnheer van Diss"Ik heb geen ver langlijst je", het is maar goed ook, want ik heb de zak niet bij mij. Er zijn er nog meer in Uw raad die gezegd hebben geen verlanglijstje te hebben o.a. ook mijnheer van der Werf van de C.H.U. Toch zijn er heel wat verlangens, als ik werkelijk alles zou moeten uitvoeren en doen wat U mij hier zonder verlanglijstje dan toch maar even gezegd hebt omsluierd met gedichten en andere mooie woorden dan zal ik zeker niet klaarkomen in de acht jaar waarin mijn voorganger hieraan gewerkt heeft. Dan zal ik toch echt een periode van zestien jaar moeten uittrekken. Wat het huis betreft, geloof ik, dat we dat wol zouden kunnen volhouden, maar verder kan ik niets beloven. Mijnheer van Dis ik kom nog even terug op Uw gezegde over de komen de en de gaande man. Op den duur zal ik waarschijnlijk wel weer gaan, toch wil ik daar eigenlijk helemaal niet over praten. Als ik een weg in rij van laten we zoggen 7 km, en ik weet dat ik aan het einde van die weg om U een plezier te doen, niet links en niet rechts mag afslaan, dan zal ik zeker niet aan het einde van die weg mijn knipperlicht al uit zetten, ik rij dus rechtdoor en ik hoop dat U net mij meerijdt en denk werkelijk niet aan afslaan ik denk dus ook niet aan weggaan al leen maar aan bereiken. Mijnheer van der Werf, U hebt mij talenten toegedacht, ik zal proberen alles waar te maken, ik hoop dat ik enige van die talenten heb. Mijnheer van Dueren den Hollander, met U moet ik op gaan passen, U heeft mijn vrouw genoemd en ik weet niet of het Uw bedoeling is, dat U via mijn vrouw be paalde plannen doorzet. Weet dan wel mijnheer van Dueren den Hollander, dat mijn vrouws wil een maatregel van bestuur is, maar mijn wil wet. Ik zal mijn vrouw bij deze een wenk geven, dat, als U op bezoek komt, laten we het hopen zoals ook de andere leden van de raad, dat zij haar lekkerste bakje koffie klaar heeft om juist U om de tuin te leiden. Mijnheer Bos van de P,V,D,A,ik heb van de heer Munters dat mooie gedicht gehoord van Iienri'étte Roland Holst, ik weet niet of Uw gedicht ook gemaakt is door mevr. Dekker—Knöppsdie dat heerlijke lied van Fijnaart en Heijningen heelfc gemaakt. Ik vermoed het niet ik denk dat U het zelf gedaan heeft, maar hoe dan ook, ik vind het ontzettend leuk dat U ons, zij het dan wel met een kapitale verlanglijst, waar ik bijna niet over heen kan kijken, hebt willen verwelkomen. Mijnheer Evers van de K.V.P,, U hebt het even gehad over die katholieke bevolkings groep, Ik zou het er nog heel lang over kunnen hebben, want ik geloof dat ik het allemaal heel prettige mensen zal vinden, net zoals al de leden van de andere bevolkingsgroepenIk heb er helemaal geen last van, ik kan U daar nog wel wat o""*er vertellen en ben eigenlijk blij dat wij in Fijnaart en Heijningen een gemeente hebben die niet 100^ groen, bleu, rose, rood, of hoe dan ook is, maar dat wij een gemeente hebben. Ja een Nederlandse gemeente hebben we, waar dus de Protes tanten en de Katholieken volkomen in evenwicht blijven en met elkaar proberen daar een echte Nederlansche gemeente van te maken. Ik vind het erg interessant ik geloof zelfs dat ik zou moeten oppassen om niet- te katholiek te zijn. Mijnheer de secretaris, tot allen hier heb ik gesproken, tot U heb ik het meest gesproken, n.l. in de dagen die hieraan vooraf zijn gegaan. Wij hebben heel v/at telefoongesprekken gevoerd. Bij ons thuis tikte de meter en aan Uw kant tikte de meter en het waren heel prettige gesprekken, Ik kan eigenlijk v/el zeggen, ik mag het misschien niet, want ik ken U nog niet zo goed, dat de samenwerking tot op heden, zoals met mijnheer Bouman en mijnheer Snaterse, heel plezierig is gev/enst, en dat ik inderdaad gemerkt heb, en daar heb ik bewondering voor - mijnheer van Dis heeft het gehad over een dienend beroep en dat zal zeker het mijne zijn en ik zou willen zeggen, hoov/el het dan een beetje anders klinkt, ik heb al gemerkt

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1965 | | pagina 42