-5-
WAAR WAREN DAR de telefoontjes bij tientallen, de felicitaties op straat, de be
zoeken, de bloemen en geschenken gebleven? Geen Commissaris van de Koningin en
ook geen president-commissaris zou mij eden afgenomen hebben. Geen kranten zouden
zulke stukken geschreven hebben. Geen kinderen zouden gezongen, geen fanfares ge
blazen en geen ruiters gereden hebben. Geen keten zou mij omgehangen zijn en geen
groot getal genodigden zou zich in Uw te kleine raadhuis verdrongen hebben,
HET ZIJR AL DIE GEBEURTENISSEN EN ERVARINGEN die mij geleerd en bevestigd hebben,
dat er met dit beroep toch iets bijzonders aan de hand is. Dat ook in 19&5
burgemeester-zijn nog een AMBT moet zijn. Het ambt van eerste burger, van man die
het voorbeeld zou moeten geven.
Die zijde van het burgemeester-zijn nu, het ambt van burgemeester, die extra di
mensie die dit beroep met slechts weinige anderen gemeen heeft, heeft mij tot
ootmoed bewogen, - WERK IS WERK. Je kunt er tegenaan en je best doen. Je ver
wacht beloning naar prestatie. Je kunt het redelijk droog en zakelijk zien. Maar
dat andere doet je dieper nadenken. En ook als je het niet zou willens HET WORDT
JE OPGELEGD. Je bent gemeengoed, goed voor lof, achting, sympathie, kritiek, ver
achting, verguizing, zoals iedere belichaming van welk gezag dan ook. Je bent
openbaar-gezagsbezit - je bent burgemeester.
Zoals ik bij de Commissaris gezworen heb, enkele dagen geleden, beloof ik U hier,
mijne heren raadsleden, dat ik in dit ambt mijn best zal doen. Ik vraag hierbij
de steun van U allen. Ik vraag U met mij te vertrouwen op de mogelijkheid van
SAMENWERKING. Ik prijs me in dit opzicht gelukkig te weten dat Uw raad in de lang
zamerhand unieke positie verkeert, dat al zijn leden uiteindelijk EEN HEER ERKEN
NEN als de enige Bestuurder van Fijnaart en Heijningen, Misschien veroorzaakt
deze opmerking een schamper lachje van een der waarnemers, die weet, hoe juist broe
ders in Christus elkaar ongezouten in de haren kunnen vliegen. En hij heeft dan
gelijk. Alleen het schampere van zijn lachje zal, geloof ik, schipbreuk kunnen
lijden. Ik bedoel dat zo. IK PRIJS ME GELUKKIG DAT VANDAAG MET MIJN MOEDER al
mijn broers en zusters hier aanwozig zijn. Op een broer na, die examen moet doen
en die ik verboden heb hier te zijn. Ik kan U zeggen, dat ik met menigeen van hen
menigmaal ruzie heb gehad. Zo is het ook met de mensen uit mijn vorige werkkring»
Ook met een enkele van hen heb ik het aan de stok gehad. Toch zijn zij allen hier
en ik durf te zeggen, dat zij zich allemaal, door de band die ons in gezins- of
bednijfsgemeenschap wezenlijk bond, met mij oprecht verheugen over deze dag. Ik
wil daar dus mee zeggen, dat, - waar zo'n bijzondere band ons bij voorbaat bindt
- geen onenigheid 0113 ooit duurzaam uit elkaar zaLmq-en drijven,,Ik geloof nog steeds
aan eerlijke samenwerking aan het doen van veel werk met elkaar.
En deze samenwerking zullen we nodig hebben hier in Fijnaart en Heijningen, in
Zwingel spaan, Oudemolen en Zevenhuizen. Deze gemeente die, zoals dat heet, nog
IN HOOFDZAAK AGRARISCH is, maar het in feite reeds lang niet meer is, omdat bijna
de helft van de beroepsbevolking elders in geheel andere sectoren werkzaam is,
GAAT EEN TIJD VAN VERDERE ONTWIKKELING TEGEMOET. Zo zal het INDUSTRIETERREIN aan
de Dintelmond binnen enkele jaren de eerste industrieën kunnen ontvangen. Temid
den van zovele bunders landbouw- en fruitteeltgrond zijn 35 ha. industrieterrein
niet veel. Nauwelijks 1$ van de totale oppervlakte van onze gemeente. Toch zullen
zij veel nieuwe energie en nieuwe voorzieningen - o.a. woningen - vragen, VOORZIE
NINGEN die onze gemeente, die momenteel reeds met een begrotingstekort van
f. 187.000,kampt voor een moeilijke opgave stellen. Maar dit industrieterrein is
slechts ëén ding. Daarnaast zijn er de andere zaken die om oplossing vragen, zoals
de eventuele aanschaf van een rioolzuiveringsinstallatie en - waarlijk geen origi
neel probleem - de woningnood in het algemeen. Het positieve bevolkingsoverschot
dat het laatste jaar aarzelend inzette, na lange jaren van stabilitoit die eigen
lijk achteruitgang betekende, zou pas voortgang kunnen vinden, ongeremd door be
treurenswaardige woningnood.
Het spreekt, mijne heren, vanzelf dat deze SAMENWERKING ZICH NIET TOT ONZE GEMEEN
TE ZAL MOGEN EN KUNNEN BEPERKEN, Er is in ons dicht bevolkte land nauwelijks een
probleem van enige omvang, of het is door zijn aard tegelijk een probleem van an
dere gemeenten. Ik hoop, dat U met mij zult willen voortgaan op de weg naar een