- 5 - Van onze kant is er oen "begeleiding geweest dezer aangeboden begroting, zij het in het summiere. Ik ben mij ervan bewust, dat hoe minder sluitend een begroting is, hoe meer bestuurskracht er ingebracht moet worden. Bestuurs kracht, die geen ontwikkelingsboycot inhoudt, maar verantwoorde uitbouw. Het werkelijk bestuur is geen voor of tegen automaat. Nu nog graag enkele meer in het algemeen gestelde opmerkingen. Wanneer wij nu als raadslid onze derde begroting voorgeschoteld krijgen, lijkt het mij goed even terug te zien. Dan concluderen wij - dit los van de tekorten - dat wat uitbouw en verfraaiing der dorpskern we wel geslaagd zijn. Minder geslaagd zqjn we nog steeds in de industriële realiteit. Dit speelt nog temeer wanneer wij de lengte der periode overzien, die er ligt tussen het allereerste gesprek over deze materie in een vroegere raadsvergadering en de datum van vandaag. Er blijkt dan, dat wij een eerste lustrum onge merkt gepasseerd zijn. Deze lengte kan aan verschillende omstandigheden worden toegeschreven, en ik weet het, vele van buiten de gemeente. Daar naast moet opgemerkt worden, dat onze bestuurskracht niet altijd positief was en dit zal toch moeten veranderen, willen wij daden zien. Misschien hebben wij als Raad teveel aangeleund in het verleden tegen het pasklare wat het college van burgemeester en wethouders ons voorschotelde. De uitspran ken van nu uit dit collego liggen enigszins anders dan in het nabije ver leden, naar het mij voorkomt. Wanneer het college van burgemeester en wet houders de zaken tafeiklaar maakt, houdt dit niet in, dat wij als leden der raad niet zelf de ingrediënten mogen kiezen, de smaakbopalende entou rage is a,an ons. Zo gezien mag het nooit een aanleunen worden. Als wij over intergemeentelijko samenwerking spraken, hebben wij het mis schien te weinig in het positieve gedaan. Daarom moot dit vanaf nu door klinken. Er wordt door mij nu gedacht aan Dintcloord en Willemstad. Het grondgebied van deze drie gemeenten is belangrijk en welhaast onmis baar voor de toekomstige ontwikkeling. Wanneer nu in deze driehoek een on- dcrhandelingsvertroobeling veroorzaakt wordt door een der competenten, al zou het een hoofd een dezer gemeenten zijn, is de belangrijkheid van dit gebied nog niet verloren. Deze unieke ligging blijft. Welhaast wordt dan primair, dat wij deze oorzaak in de goede zin uitsnijden, ongeacht de rangorde dezer oorzaak. Het kan niet togengesprokon worden, dat hoe verder de realiteit der ont wikkeling wegsukkelt, hoe minder rentabiliteit wij verwachten mogen. De moeilijkheden lagen en liggen meer in de begeleidende vorzorgingssfeer dan in do directe industrialisatie. Ik meen te mogen stellen, dat een conclusie gezond is, die zegt, dat Oranje stad als woonccntrum een rem was, in ieder geval remmend werkte op de con cretisering van de industrialisatie. Van mijn kant, van onze fractie dus, wordt nu opgemerkt, dat een spoedige industrievestiging nagestreefd moet worden, dat wij dat niet persé willen doen zonder intergemeentelijk over- log| ik denk aan de genoemde driehoek. Wat de opvang en de verzorging betreft, dit in elk geval in overleg met de twee genoemde gemeenten. Zelf hebben wij ruimte en decoratie te laten in de dorpskern Fijnaart voor eerdergenoemde opvang. Wat uitbouw van Heijnin- gen betreft, zal ik hot wat moeilijker hebben. We mogen n.l. de expansie mogelijkheid van de te vestigen industrie niet inkapselen. De uitbouw van uit een bepaalde hoek zal dus noodzakelijk zijn. Ik ben dan ook enigermate geschrokken toen oen groot Hcijningen ons voorgeschoteld word en dan nog naar mijn smaak aan de verkoerdc kant van wat daar nu kern heet.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1964 | | pagina 81