alleen, zoals U dat ook hebt gedaan, de voorlopige ontwerp-statuton-gelezen en ik heb deze briof gelezen die inderdaad, dat bon ik volkomen mot de hoor van Dis oens, oen voel to dirigistisch karakter heeft. Bovendien zit mij bijzonder dwars de onverklaarbare haast en het geheimzinnig gedoe vind ik ook uiterst onaangenaam. Het geeft de indruk alsof men op een of andero roden voor Pasen beslist klaar -Wou zijn,-waarom weet-ik niet, Men kan misschien allerlei ver- moedons'hebben, maar uiteraard op vermoedens alleen kunnen wij niet handelen. Het enige geloof ik dat wij kunnen doen, is rustig af te wachten, ons te houden buiten de stichting, 'maar Voor de rest een antwoord te sturon aan het bestuur van deze stichting op het schrijvon dat men ons heeft 'doen-toekomen. En ik ge loof .niet dat dat enig kwaad kan. De hoer van Spründolt 'Mijnheer de voorzitter, ik heb goen enkel bezwaar tegen do redactie van de verklaring, die burgemeester en v/ethouders voorstellen. Het is niet eons een adhaesie-verklaring en de Verklaring die U nu in doze zin opstelt is even vaag als de stukken die tot nu toe binnen gekomen zijn, M^ar ik ga toch niet met de hoer van Dis mee, wanneer hij zonder meer de deur dicht wil gooien. Ik wi'1 toch alti jd nog wel oen d'eur open laten voor een verdere" ontwikkoling, -Het feit dat alles op fcio'n korte termijn moet geschieden wil nog niet zoggen dat wever onmiddellijk afwijzend tegenover mooton staan, wij weten niet wat do reden daarvan is. Ik geloof dat wij zondor meer tot deze vorklaring.kunnen be sluiten^. Wij binden er ons niet mee, we kunnen alle kanten uit. En als wij wat de toekomst betreft enkel het provinciale plan,, waarin wij ten vollp ons deel krij gen, voor ogen houden, dan kunnen wij geen fouten maken. De voorzitter: Inderdaad, ik geloof dat ik"door alles wat ik gezegd heb, U al een voldoend antwoord heb gegeven op wat U op het ogenblik hebt gesteld. De heer van Dis: Nil- ga ik oens een vertelseltje doen. De'-per 3" moet daar niets van opschrijven, want dit is een vertelseltje dat op feiten berust, U hebt zo juist gezegd dat U hot volsto vertrouwen hebt In allo diensten waar ÜJ mee samen werkt, Een oudóre mens heeft veel meer meegemaakt in zijn léven.dan een jonger mens en wat ik U nu ga vertellen hoop ik dat U nó'oit mee zult maken. Hot zal nu ruim 40 jaar geleden zijn dat de oprichter van de waterloidingmaatschappijhoe he«tte hij ook al weer, ook directeur was van een veevoederfabriek in Zeeland, De Minister zei dat móet je op gaan richten want wij"komen veevoer tekort en er moest veevoer gemaakt worden uit mosselen. Tóen do directeur de Minister vroeg mag ik dit a,ü,b, zwart op wit hebben, antwoordde de Minister verontwaardigd* is het woord van de Minister hier niet genoeg en hij vloog er in. De fabriek heeft niet gedraaid en 40 boeren konden betalen, waarvan er enkele failliot gingen. Zoveel vertrouwen heb ik in het algemeen in het woord dat do ambtenaren van de instanties geven on zolfs een Minister en daarom blijf ik Ü>ij mijn voorstel. Ik wou eerst nog aan mijnheer van Sprundel vragen of liij de stukken in de raadsportefeuille goed bestudeerd .heeft De voorzitter* Ik- geloof niet dat wij moeten komen tot een onderlinge discussie. De'heer van Dist Nee, noe, ik vraag alleen of hij ze góed bestudeerd heeft. De heer van Sprundel: Daar behoef ik geen antwoord op te geven. De heer van Dist Dat behoeft ook niet. Maar ik blijf bij mijn voorstel. Als U de stukken niet goed bekeken hebt, moet U ook niet te voel zoggen. Wethouder Bom verlaat do vergadering. De voorzitter: Ook dit moet de pers dus niet opnemen, maar U behoeft niet te denken dat ik alleen afga op het woord van de provinciale instanties. Wij hebben meer dan genoeg zwart op wit en op de meost sierlijke manier, zelfs opgetekend in do vorm van kaarten, We hebben dus voel om op te vertrouwen. En de jongeren mogen dan iets gemakkelijker zijn dan de ouderen, maar ik heb mijn enkele er varing ook tot lering genomen, dus ik hoop niet dat ik overal in zal lopen. Het is dus op dit ogenblik zo ver dat er twee voorstellen zijn. Wordt het voorstel van de heer van Dis ondersteund? De heer Maris: Mag ik het nog eens horen?

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1960 | | pagina 36