- 7 - Dat is oen antwoord, om wat uit te wijken en die uitwi jkmethoden liggen mij nu eenmaal niet, Ik laat liever een positief geluid horen. De voorzitter* Over het voor kennisgeving aannemen kan ik persoonlijk geen positief geluid laten horen. Maar men heeft ons geschreven en ik vind het gewoon een punt van welvoeglijkheid om daar een antwoord op te geven. Men heeft ons bericht en er is geon enkele vorm van "beleefdheid geschonden, dus vind ik het normaal dat wij hier oen antwoord op geven. Wij zouden natuurlijk een antwoord kunnen sturen, dat wij het schrijven voor kennisgeving hebben aangenomen. Maar ik geloof niet dat wij daar in enige zin iets verder meekomen. Het moet inderdaad Uw instemming hebben, dat stel ik uiteraard voorop, maar ik geloof niet dat het kwaad kan om naar voren te komen met oen idee zoals burgemeester en v/ethouders dat hier hebben voorgesteld. Wij binden ons beslist aan niets. Ik wil U nog maals zeggen het is vaag. Maar wat wij hebben gekregen is ook uiterst vaag. Wij hebben er geen idee van welke kant het uit gaat, U zegt dat hier om een of andere roden een geheimzinnigheid zou zijn gepleegd. Dat vermoeden heb ik misschien ook, maar zulk een gevoelsargument mag ons handelen niet beheersen. Wel kan ik stellen dat ik persoonlijk en dat het college er niets voor voelen om blindelings met deze stichting mee te gaan. En dat stel ik U ook beslist niet voor. Maar ik geloof wel dat wij kunnen stellen in het algemeen, dat wanneer het een kwestie is van regionale samenwerking, die ons kan steunen, dat v/ij in zo'n geval na overleg uiteraard zullen kunnen instemmen met een regionale samenwerking. De heer van Dist Mijnheer de voorzitter, ik geloof dat het bemoederen van do grote gemeenten over de kleine gemeenten zal uitlopen in apenlief de, En daarom zal ik nu maar een positief voorstel doen, dat U aan die heren van de stichting in oprichting schrijft dat de raad van Fijnaart er afwijzend tegenover staat. De voorzitter: Is dat Uw slotvoorstel? De heer van Dis» Ja. De hoer Maris: Mijnheer de voorzitter, U hebt zeer terecht gesteld, dat alles zeer vaag is en persoonlijk hebt U plannen voor nieuv/e ontwikke lingen in de gemeente. Bent U nu toch ook niet ongerust dat wanneer die stichting, v/aar we helemaal niets positiefs van v/eten, dat die Uw plan nen zal doorkruisen. Die zullen stil komen te liggen en er zal afgev/acht moeten worden hoe de ontwikkelingen zijn van de nieuwe stichting. Daar gaat natuurlijk weer geruime tijd overheen eer dat deze actief is en dan denk ik dat Uw plannen geheel op de achtergrond zullen geraken. Bent U daar nu niet ongerust over mijnhoer de voorzitter? De voorzitten Mijnheer Maris, ik heb dus zeer duidelijk gesteld dat ik beslist niet met die stichting mee wil, voordat ik precies v/eet v/aar ik aan toe ben. Maar ik heb daarin niet gezegd, dat ik ondertussen stil sta met mijn eigen voorbereidingen, die gaan rustig door. Ik wil U beslist niet een voorstel voorleggen waarin wij ons op enigerlei v/ijze zouden bindon. Dat blijkt ook uit de redactie van het voorstel. Maar ik ben in zoverre niet rechtstreeks ongerust dat de stichting buiten ons om, - indien v/ij ons zouden aansluiten wordt de zaak misschien anders onze eigen plannen zou kunnen dwarsbomen. Daarvoor heb ik te veel vertrouwen in de bijzonder goede samenwerking die we tot nu toe hebben gehad met het provinciaal bestuur en met de provinciale instanties, met de rijks instanties, in de vele contacten die ik heb gehad bij de verschillende industriële organisaties, zoals b,v. Kamer van Koophandel, industriële instellingen enz. Ik ga gewoon op de oude voet door en tegen deze stich ting wil ik niet protesteren omdat die stichting het voorlopig zonder ons zal moeten doen tot het ogenblik dat wij een beter inzicht zullen hebben. Ik heb er nu nog geen idee van wat er bekend is gemaakt op de persconferontie. Dat zal ik morgon uit de krant moeten lezen. Ik heb

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1960 | | pagina 35