en Heijningen doet niet moo, dan kan ik or geen bezwaar togen hebben dat andore gemeenten zich aansluiten tot oen bovongemeentelijk of interge meentelijke stichting. Dat moeten zij helemaal zelf weten en wij willen ons beslist niet gaan bemoeien met de andere gemeenten. Zodra echter blijkt dat wij ons radicaal vergissen en ook dat deze stichting zich vergist heeft met de oigenaardige methoden die men tot nu toe heeft ge bruikt en deze stichting toch een redelijk belang voor West—Brabant en ook voor onze gemeente zou kunnen zijn, dan krijgen wij alsnog de kans om ons aan te sluiten. Ik kan hier echter weinig verstandige woorden over zeggen, want zoals U weet ben ik niet geweest bij de oprichtingsbespre— kingen. Misschien kan ik er nog als bijzonderheid bij vertellen dat in dé burgemoestétskringvergadering waar dit besproken is, ik niet op tijd aanwezig kon zijn (en dit ook van tevoren heb gezegd) en de besprekingen met de toekomstige voorzitter van deze eventuele stichting de heer Alberts, maar voor oeft zeer klein gedee.lto heb kunnen bijwonen. Dan v/at de heer van Sprundel betreft. Hetgeen burgemeester en v/ethoüders voorstellen is vaag, dat kunt U ons misschien verwijten. Maar wij kunnen onmogelijk meer dan vaag zijn, omdat wij niet andors dan over zeer Vage gegevens beschikken. Ik wil echter adviseren niet zo ver to gaan als tot adhaesie-betuiging aan do doelstellingen van deze stichting, waarom men ons heeft gevraagd. Wij hebben deze redactie gekozen, omdat wij in op rechtheid geloven dat wij inderdaad instemmen met de gedachte dat alleen met een goede samenwerking (met wie en op welke wijze laat ik dus volko men in het midden) grote projecten tot stand kunnen worden gebracht. Wij zijn nu begonnen met een hele plezierige samenwerking met het provinci aal bestuur en ik moet U zeggen ik acht het provinciaal bestuur volledig competent; om ons door samenwerking de steun te geven, die wij nodig hebben, Hc verwacht bovendien dat de samenwerking zich hoe langer hoe verder zal kunnen uitbreiden in de toekomst en dat wij inderdaad de grote plannen die wij hebben tot een goed einde zullen kunnen brengen. Ik geloof bovendien, waar regionale belangen op het spel staan, ook naar regionale samenwerking zal moeten worden gestreefd. Eerst moet echter rustig en duidelijk worden uitgemaakt wat deze regionale belangen zijn en dan moet door elke partner rustig kunnen v/orden overwogen of het ge stelde regionale belang ook zijn belang is. Dat de raad bovendien in het algemeen toejuicht dat men komt tot een regionale samenwerking die er op gericht is de leefbaarheid en de welvaartstoestand van het gewest of streek te verbeteren, lijkt mij een redactie die iedereen wel zal moeten onderschrijven. Want waar er regionale belangen op het spel staan is het logisch dat ook naar regionale samenwerking wordt gestreefd. Dat kunnen wij dus te allen tijde stellen. Deze stellingen zijn buitengewoon vaag, het is een vaag antwoord op een vaag gestelde. Dit is ongeveer hetgoen v/at ik U had willen zeggen. De hoer van Dist Mijnheer de voorzitter, U moet mij toch niet kwalijk nemen, maar de geheimzinnighoid waarmede de stichting te work gaat, wekt bij mij de gedachte daartegen te moeten protesteron. Dat lijkt mij zeer noodzakelijk als het gegrond vermoeden bestaat dat een dergelijk lichaam de plannen waarmee U al zo vers gevorderd bent voornemens blijkt te gaan doorkruisen. Ik heb eerst gedacht zo ver te kunnen gaan om voor te stel len hot schrijven van die vier gemeenten voor kennisgeving aan te nemen. En wanneer U vraagt of ik zo ver terug wil gaan, aangezien wij er nog niet bij aangesloten zijn en geen adhaesio betuigen, dan wil ik zo ver teruggaan. Maar het schrijven, het vorzook van die heren, waarin ze nu al zoveel dicteren, dat moeten Wé niet over het hoofd zien. Maar wil ik dan mijn voorstel wijzigen om hot schrijven voor kennisgeving aan te nemen.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1960 | | pagina 34