en die hebben wij dinsdagmorgen pas ontvangen, U ziet dus dat wij een
ontzettend tekort aan tijd hebben gehad. Waarom deze enorme haast
nodig is weet ik niet. Alleen moest ik besluiten tot de samenroeping van
de raad op dit ogenblik, omdat zoals U weet de pers vandaag is ingelicht
over deze kwestie en dat dus morgenochtend alles in de krant komt. Ik
wilde U een verrassing besparen. Mijne Heren, dit is hetgeen ik U wilde
zeggen hierover.
De heer Marisi Zojuist mijnheer de voorzitter zei U dat de ontwerp-sta-
tuten U gisterenmorgen hebben bereikt en vermoedelijk zijn dus conclusies
van het college van burgemeester en wethouders vastgesteld zonder enigs
zins kennis genomen te hebben van de ontwerp-statuten. Mijnheer de voor
zitter, in de vorige raadsvergadering is breedvoerig gesproken over een
uitbreidingsplan om tot industrievestiging te komen in de Sabina Henrica-
polder. Nu wordt ons gevraagd adhaesie te betuigen over een op te richten
stichting met als doelstelling om tot een economische en industriële
ontwikkeling van geheel West-Brabant te komen. Bij alle onbekendheid
met de plannen wordt bij voorbaat ons al medegedeeld dat de burgemeesters
van de vier grootste gemeenten in het bestuur zitting zullen hebben. De
stichting tracht haar doelstelling te bereiken in overleg met de burge
meesters en kerkelijke overheden. Mijnheer de voorzitter, dit geheel
lijkt mij toch wel zeer ondemocratisch. Mijns inziens behoort dit over
leg thuis bij de betrokken gemeenteraden. Het komt mij voor dat met deze
nieuwe stichting, waarbij betrokken 34 gemeenten, vanaf het Volkerak tot
aan de Belgische grens, de belangen van de plaatselijke industrieplannen
in do toekomst op de achtergrond zullen geraken. Er zullen over ons, maar
uiteindelijk zonder ons beslissingen worden genomen.
De heer, van Dist Mijnheer de voorzitter, na ontvangst van de oproep voor
deze spoedvergadering met als enig punt intergemeentelijk contact en daar
bij het verzoek om vooral de pers hiervan onkundig te houden, was mijn
eerste reactie wat zit hier achter.
Na ontvangst van het voorstel van burgemeester en wethouders en na bestu
dering van de stukken welke ik aantrof in de raadsportefeuille, kon ik een
gevoel van onbehagen niet onderdrukken. Hetgeen ik daarin aantrof heeft
mij dan ook met grote verwondering vervuld.
Wij vieren straks weer bevrijdingsfeest en herdenken het feit, dat wij
werden bevrijd van een systeem, dat het onze niet is en nimmer het onze
kon zijn. Thans worden wij wederom geconfronteerd met methoden en een
systeem, dat weer niet het onze is en laten wij hopen, nimmer zal behoef
ven te worden. Wij zullen ons dan ook daartegen met kracht dienen te
verdedigen.
Op ondemocratische manier worden wij verzocht, om het woord opgedrongen
niet te gebruiken, om adhaesie te betuigen aan een stichting in oprich
ting, die zal trachten de doodsteek te geven aan de laatste resten van
de gemeentelijke zelfstandigheid der kleinere gemeenten, hoe onschuldig
ook voorgesteld. Dit is geen samenwerking met de buurgemeenten, die ik
altijd heb voorgestaan, het is een zich stellen onder voogdij van een
bovengemeentelijk denken. Geen gezamenlijk uitgestippeld beleid, maar
een opgelegd beleid. Mijnheer de voorzitter, hebben wij nog geen dirigis
me genoeg? In de vorige vergadering heb ik reeds daarover mijn mening
kenbaar gemaakt. Juist hebben wij ons meer of min ontworsteld aan bouw
toezicht West—Brabantwaarvan do aansluiting tot gevolg had het ontbre
ken van een eigen technische dienst en daarmede een grove verwaarlozing
van de openbare voorzieningen. Nu dringt, volgens mijn mening, een nog
veel sterker moordend toezicht zich op. De manier waarop de benadering
plaats vond is misschien alleen al te verklaren uit de bekende volgzaam
heid die het kenmerk is van de meer oostelijk gelegen gemeenten in Brabant