- 10. - De heer van Dis; Mijnheer de voorzitter, in de eerste plaats heb ik U gezegd dat ik niet tegen het industriële gedeelte ben. Dat bewijst al dat ik ook lie ver zie dat de mensen niet behoeven te pendelen. Maar ten opzichte van Halsteren vergeet U natuurlijk precies waar het om gaats "publikaties dat onze gezin nen hierdoor ontwricht zouden worden, beschouwen wij als van geen betekenis" dat zegt de voorzitter van de K.A.B, daar in de vergadering zonder dat er kri tiek op komt. Dus ik. wil maar zeggen die dingen zijn zeer betrekkelijk, hoe be kijk je die zaak. Maar dat mag tenslotte het zwaartepunt niet zijn, daar is ten slotte ook mijn bezwaar niet tegen gericht. Mijn bezwaar is dat U nog niet van plan bent om met Oranjestad te beginnen zoals U zegt. En dan acht ik het niet noodzakelijk om op 't ogenblik een claim te leggen op die gronden van zo'n om vang zoals dat in het voorstel is opgesloten, •De voorzitter} Wij leggen dan ook beslist geon claim op die gronden. Het blijft Landelijk Gebied III. Het enige wat wij hiermee willen bereiken is dat er geen handelingen kunnen geschieden met deze gronden die buiten de landbouw vallen. Bovendien willen wij hiermee aanwijzen dat wij op den duur deze gronden van plan zijn om te gebruiken voor Oranjestad, Ik stel me voor dat we met deze maat regel de grondspeculatie in ieder geval een heel eind de kop in kunnen drukken* De. heer Maris; Mijnheer do vporzitter, ik wil nog iets zoggen. ïk heb de in druk dat U mij voor enigszins pessimistisch houdt. Dat moet U teph niet denken. Ik wil de zaak nuchter en zakelijk bekijken. U. bent, laat ik zeggen, nogal optimistisch-. Laten we zeggon dat die afsluiting en de ontsluiting er in 1968 is en dat we dan ook oen aanzot voor industrie hebben in Industrieterrein I, Ik heb ook nog aangohaald dat die ontwikkelingen nog vele jaren kunnen duren, U zegt togen mij, ik denk dat U op een verkeerde bladzijde gelezen hebt; mis schien wol op een bladzijde die U niet welgevallig is, dat is zper wel mogelijk. Maar ik citeer hier woordelijks "Omtrent de omvang en de ontwikkeling van ViTest- Brabant op, om of na I98O in het algemeen kunnen bezwaarlijk voorspellingen worden gedaan. De vraagstukken die hiermede verband houden bezitt'en vele ver takkingen. Zij zijn mede gebonden aan de plannen en ontwikkelingsmogelijkheden van andere gewesten, zowel binnen als buiten Nederland, terwijl er uiteraard een rechtstreekse samenhang bestaat met nationale en internationale econo mische ontwikkelingen in het algemeen".^Mijnheer de voorzitter, dan is er toch hotgeon de h.eer van Dis al opgemerkt heeft, we leggen een claim op die grond. Nu vraag ik me toch af of hot juist is dat als iemand zijn bedrijf wil split sen geen permanente bebouwing mag plaatsvinden. Iemand mag wel oen fruitteelt- bedrijf waar duizenden en nog eens duizenden in Reinvesteerd moeten worden stichten door aanplanting, maar hij mag er geen' permanent bedrijfsgebouw bij plaatsen. Mijnheer de voorzitter, ik herhaal nog eens, wij hebben in Industrie plan I oen behoorlijko aanzot, wanneer dat in ordo gemaakt wordt dan kan er werkelijk een begin gemaakt worden en dan kunnen we aan de hand van de ont wikkelingen nog heel gemakkelijk bekijken hoe we verder zullen gaan. Do voorzitters De woorden die de heer Maris aanhaalt uit de brochure, hebben alleen di6 betekenis, dat men zich niet waagt aan prognoses van hetgeen nd 1980 zou gebeuren of moeten plaats vinden, Maar dan hopen wfj zover te zijn dat we hier een industriële ontwikkeling al hebben. Ik ben hot met U eens, dat we niet kunnen voorspellen of die zaak nog erg ver door zal gaan. Ik kan U er bij zoggen, dat ik hoop dat het inderdaad niet verder gaat dan op 't ogenblik is vastgelegd in dit plan Noord-Brabant in het nieuwe westen, U weet er zijn wol andere plannon geweest. Er zijn zelfs plannen geweest om oen industriële gordel te maken van Steenbergen tot en met Moerdijk, Ik hoop dat dat niet gebeurt. Het bezwaar van die claim op dat terrein, zi,e ik zo sterk niet. Zowel het industriegebied II als het terrein van Oranjestad blijft landelijk gebied. Dus daar blijft het mogelijk om de landbouw uit te oefenen. Dus wan- neor men daar oen boomgaard wil stichten dan zou ik de iaatste zijn, om door een wettelijke bepaling dit onmogelijk te maken. De heer Maris? Dat wil ik ook niet. Ik' wil er alleen mee zoggen, daar worden kapitalen geinvesteerd en d£t mag wel, maar een permanont bedrijfsgebouwtje stichten, dat mag niet, dat is, zou ik zo zoggen, zeer tegenstrijdig, Dat kunt U lezen op bladzijde 62 onderaan in "Noord-Brabant in het nieuwe westen".

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1960 | | pagina 22