De heer Maris: Mag ik nog iets zeggen, mijnheer de voorzitter? Mijn mening in deze is, wanneer gestreefd wordt naar een ongeveer sluitende "begroting en wij hebben daarnaast belangrijke werken uit te voeren, ik noem riole ringsplan en drainageplan, en men gaat dan bij de autoriteiten in s—Her— togenbosch die zaak bepleiten, dan kan ik me voorstellen dat we een horend oor krijgen. Maar op een dergelijke wijze, nee mijnheer de voorzitter, dat wil er toch bij mij niet in. Dat is verschil van mening. De voorzitter» Daar kan ik dus eigenlijk moeilijk op antwoorden. De heer Marist Dat is zo mijn persoonlijke mening* De heer van Dist Mijnheer de voorzitter, ik ben niet zo pessimistisch als de heer Maris. Wanneer ik de begroting in eerste oogopslag moet beoorde len, dan kom ik tot de conclusie dat het college van burgemeester en wet houders deze zo heeft laten opstellen, dat zij wel een zodanige armsLag heeft, dat het financiële beleid allo kanton uit kan. Wanneer ik de opgeschroefde ramingen der uitgaven dan ook op my in laat werken, kan ik mij niet aan de gedachten onttrekken dat het college van burgemeester en wethouders er in de eerste plaats om te doen is, om zo veel mogelijk te krijgen als mogelijk uit de rijksbijdrage* Ik wil niet verder over deze wijze van opvatting, alsmede over een verantwoord econo misch financieel beleid, discussieren* Uit vroegere uitlatingen mijnerzijds, is mijn standpunt Uw college bekend dat ik alleen een zakelijk beleid wil steunen. Vele gemeenten in ons land staan bekend om hun economische finan cieel beleid, Laatst las ik nog een artikel, dat vele gemeenten eensslor— dig beheer voeren met golden van dorden, Ik vraag mij af gezien het beleid van burgemeester en wethouders, hetwelk thans in de begroting te vinden is en het beleid, dat in de laatste jaren gevoerd is, ook onze gemeente niet daarbij gerekend moet worden. Burgemeester en wethouders delen de raad mede, dat de gemeente-financien zorgen baren en geven als geruststellend middel de raad als medicyn te slikken dat zij zich moeten troosten, dat dit bij vele gemeenten net zo is. Wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht, mijnheer de voorzit ter. Toch mynheer do voorzitter wil ik uiting geven aan m^jn voldoening, dat wij uiteindelijk eens een begroting aangeboden krijgen, waarin een programma, ten aanzien van het te voeren beleid tot uiting komt dat ons laat zien wat het college van burgemeester en wethouders in het komende dienstjaar in het belang of niet in het belang der gemeente denkt te doen. Laatst vroeg men my, of er niet te veel van de wethouders gevergd werd in deze tyd van geweldige ontwikkeling. En op mijn wedervraag wat hij hier mede bedoelde attendeerde hij mij erop dat de wethouders er do laatste tyd zo vermoeid uit zagen. Ik antwoorde hem dat zulks mij nog niet was opge vallen, Maar nu ik de begroting en het vijfjarenplan ontvangen heb, kan ik zijn opmerking begrijpen. Het moet do wethouders ongetwijfeld veel tijd en studie gekost hebben om een programma op te stellen van deze omvang en het vervolgens de secretaris voor te leggen en opdracht te geven, aan de hand van zo'n lijvig programma, een begroting op te stellen en een millioe- nen-nota aan do raad voor te leggen. Ik vind zulks zo een ver an two or de*- lijke taak, dat ik ten volle besef, dat dit niet in do kleren gaat zitten. En om rede, mijnheer de voorzitter, dat er thans een werkprogramma uit de begroting te lozen valt, wil ik niet op de posten, welke mij de schouders doóil optrekken, ingaan. Zeker, mijnheer de voorzitter, meer uitgeven om een weinig extra te ontvangen uit de Rijksbijdrage en daardoor meer schul den op zich te nemen, ligt mij niet. Ook kunnen mij de ramingen voor reis kosten en representatiegelden alsmedo een jaarlijkse uitgave van f, 12.000, voor verlichting en vele andere abnormale uitgaven niet bekoren. Doch ge zien, alleen het feit, dat de aanmerkingen daarop geen enkel effect hebben, zie ik deze maar over hot hoofd. Uw college heeft zoveel mogelijkhedon om uitgaven te doen, welke in strijd zijn met de gevoelens van do raad en die in de later aangeboden rekeningen door het college van gedeputeerde staten gesanctioneerd worden, dat het geen zin heeft om hier nog verdere tijd aan te besteden.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1959 | | pagina 94