1W* Zonder enige discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig dit voorstel besloten. (Zie decimaal nr. -1.851.36) d. Ben nota van aanmerkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant d.d. 31 October 1951, G nr. 8539, IHe Afde ling, betreffende de gemeenterekening over het dienstjaar De Voorzitter deelt mede, dat hij geen discussie zal toestaan over de questie van de kosten van installatie van de burgemeester (post 57® van de rekening). De heer B.P. Maris zegt het volgende: In de raadsvergadering van 19 April 1950 heeft de raad besloten tot voorlopige vaststelling van de rekening 194-9- De meerderheid van de daartoe aangewezen commissie van on derzoek was van oordeel, dat een bedrag van 4-92,17 on rechtmatig door burgemeester en wethouders was uitgegeven, als zijnde niet gedekt door een raadsbesluit. Bij de behan deling van het rapport- is de commissie hierover scherp aan gevallen door de voorzitter van de raad. Ms rapporteur van de commissie heb ik er op gewezen, dat, wanneer een onrecht matige uitgaaf wordt gezien in de rekening, deze niet mag worden erkend. Mijnheer de voorzitter, indien het verloop van de bespre king van het rapport behoorlijk was geweest, zou ik onge twijfeld hebben voorgesteld alsnog het toegestanè bedrag vali de installatiekosten te voteren. Naar aanleiding hiervan en meerdere zaken hebben Gedepu teerde Staten een nota van aanmerkingen aan de raad gezonder Na lezing hiervan heeft dit enerzijds verwondering gewekt, anderzijds teleurstelling bij mij gewekt. In genoemde nota lezen wij woordelijk het volgende: "Wij maken U er op attent, dat deze weliswaar door Burge meester en Wethouders onrechtmatige gedane uitgaven door Uw raad zelf zijn gesanctionneerd door Uw besluit van 10 Juni 1950 tot 4e wijziging van de begroting 1949, "bij welk besluit tot het volle bedrag van de uitgaaf 492,17) een post aan de begroting werd toegevoegd Wij hadden echter bezwaren tegen de uitgaaf en waren bereid aan een bedrag van 312,50 onze goedkeuring te verlenen. Aan onze bezwaren werd tegemoet gekomen en de betrokken post werd verlaagd, waarna wij aan bedoeld besluit onze goedkeu^ ring verleenden. Mijnheer de Voorzitter. Mij is onbekend, dat de raad op genoemde datum een begrotingswijziging van de installatie- kosten heeft goedgekeurd, evenmin een bedrag van 312,50 daarvoor te voteren. 1 Hieruit moet ik de conclusie trekken, dat burgemeester en wethouders zelf zonder goedkeuring van de raad deze begrotings wijziging hebben ingezonden. Mijnheer de Voorzitter: Deze handelwijze heeft bij mij niet alleen teleurstelling gewekt, doch ook het zo noodzake lijk vertrouwen is hierdoor geschokt. Volkomen klaarheid in deze zaak is dan ook noodzakelijk. De voorzitter sluit de discussie over dit onderwerp en zegt daarover apart te zullen laten stemmen. Wanneer de heer H. van Dis Jzn. over de installatiekosten het woord gaat voeren, wordt hem dit door de voorzitter belet waarna de heer van Dis opmerktdat hij tot de conclusie moet komen, dat hij zijn licht over dit onderwerp niet mag laten schijnen en dat hij zich het recht voorbehoudt terzake bij Gedeputeerde Staten een klacht in te dienen. De heer van Dis vraagt of de post reiskosten (volgnummer 21) is overschreden, waarop de Voorzitter ontkennend antwoordt onder mededeling, dat de wethouders de post reiskosten niet wensen te verlagen en dat hij de door Gedeputeerde Staten bestreden uitgaven wel bij dat college zal verdedigen en, naar hij aanneemt, met succes. Wanneer de Voorzitter de post "installatiekosten" in stem ming wil brengen, merkt de heer van Dis op, dat door burge meester en wethouders op betreurenswaardige wijze een verkeer de voorstelling van zaken is gegeven. Het voorstel van burgemeester en wethouders om de post "installatiekosten" voorlopig vast te stellen op 312,50, hierna in stemming gebracht zijnde, wordt verworpen met 4 tegen 5 stemmen. Tegen stemden de heren G. de Wit, B.P. Maris, H. van Dis Jzn, J.D.C. Geuze en N. Koomans van den Dries. De beide wethouders hebben zich overeenkomstig het bepaalde in artikel 257 der gemeentewet van stemming onthouden.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1951 | | pagina 59