onnodig te zeggen dat de financiële toestand waarin de ge meente gekomen is mij met zorg vervalttemeer,mijnheer de voorzitter,daar de begroting mij geen aanwijzingen geeft dat het college van burgemeester en wethouders zich in haar uitgaven denkt te gaan beperken tot het allernoodzakelijkst Als ik de schalden bezie vanaf 1946 tot 1 Januari 1951,dan bemerk ik dat de vaste lening van f 124.000.-.is terugge lopen tot f 67.000.-. Kasgeldleningen waren er op 1 Januari 194-0 niet.Hieruit blijkt dat men vóór 5 jaren een juist be grip had van een gezond financieel beleid. Wanneer men nu nagaat dat de kasgeldleningen vanaf 1947 tot 1951 gegroeid zijn tot ruim f 450.000.-.met nog een schuld van ruim f 105.000.-. in rekening courant bij de Bank voor ïved. Gemeenten,dan meen ik toch te mogen veronderstellen mijnheer de voorzitter dat critiek op het financieel belei van burgemeester en wethouders ten volle grechtvaardigd is, temeer daar ik vrees dat de schuld einde 1951 nog aanmerke lijk groter zal zijn.Dat het steeds moeilijker wordt geld op te nemen en dat een rentestijging,die op de ko&ende uit gaven zijn invloed niet zal missen,waarschijnlijk is,be- hoeft geen nader betoog. Mijnheer de voorzitter ik doe hierom een beroep op het col lege van burgemeester en wethouders om bij de behandeling van de begroting werkelijkheidszin te tonen en er aan mede te werken om de uitgaven omlaag te krijgen,om zich te beper ken tot het allernoodzakelijkste,dat zij zich daarna berader. wat nociig is en mochten er dan nog gelden over zijn deze dar. te besteden voor het nuttige en luxe. Mijnheer de voorzitter bij de behandeling der begroting zal ik nog op enkele punten terugkomen en terzake nadere inlich- lingen vragen. De heer B.P.Maris zegt dat het hem wil voorkomen dat het xinancieel beleid van het gemeentebestuur niet zuinig is. Integendeel.Wil men de gemeente financieel onafhankelijk houden,dah is verlaging der uitgaven nodig. Voorts behoren kapitaalsuitgaven gedekt te worden door vaste leningen. De voorzitter,'zich richtende tot de heer H.van Dis,zegt dat hoge uitgaven een algemeen verschijnsel zijn,dus ook in Fijnaart.Voornamelijk zitten de ze Uitgaven vnor onder wijs en woningbouw,de laatste vooral zijn noodzakelijk, omdat het geven van goede huisvesting een sociale plicht van de gemeente is.Vaste leningen zijn moeilijk te krijgen, omdat de gemeente gebonden is aan de rentestandaard die de regering voorschrijft.Men is daarom genoodzaakt kasgeldle ningen aan te gaan en als de regering geen wijziging brengt in haar standpuntzullen deze moeilijkheden blijven. De voorzitter gaat da rna over tot artikelsgewijze behande ling der begroting,t.w. bespreking van posten genoemd in het rapport dat de begrotingscommissie heeft uitgebracht en be handeling van die posten die door de leden van de raad in discussie worden gebracht.Het rapport der begrotingscommis sie,bestaande uit de heren P.F.Wei jnen, J.D.C. Geuze en J.T. Ardon,wordt voorgelezen. Dit rapport is opgemaakt door de heer Weijnen. Achtereenvolgens worden de volgende posten behandelds Volgnummer 15Jaarwedde van de ambtenaren en bedienden der gemeente-secretariede concierge en de boden en van het kan tooi? van de gemeente-ontvanger. De heer Weijnen vraagt hoe de salarissen van de secretarie ambtenaren zijn geregeld. De voorzitter verstrekt de gevraagde inlichtingen. Volgnummer 17. Onderhoud gemeentehuis. De heer H.van Dis Jz.maakt' opmerkingen op deze post in ver band met uitgaven voor aanvullende inrichting,het plaatsen van een rijwielbergplaats en het stellen van een bliksemaf leider Voorts behoren de beide laatste uitgaven op de kapi- taaldienst thuis. De voorzitter zegt dat de uitgaven voorgesteld worden om de bouw en inrichting van het gemeentehuis te completeren. De heer H.van Dis Jz.vraagt nogmaals waarom de uitgavefi^B de kapitaaldienst werden gepla tst.Wanneer de bedoelde voor zieningen tegelijk met de bouw van het gemeentehuis waren aangebracht zouden zij toch ook op de kapitaaldienst geplaatst zijn. De voorzitter zegt dat dit een kwestie ven beleid is.Hij vraagt voorts de heer van Dis of deze meent dat de betreffen de uitgaven ook b.v.over 10 jaren verdeeld moeten worden. De traploper bleek bij nader inzien nodig voor het behoud van de trap.De vloeren van de kadaster en commissiekamer moesten worden bedekt.Ofschoon het crediet op was,zou het toch dwaas geweest zijn om onbedekte houten vloeren te houden.

Raadsnotulen

Fijnaart en Heijningen: 1934-1995 | 1951 | | pagina 13