De Voorzitter,
De Secretaris,
5 lichtpunten op Oudemolen,mede voorinde gemeente Willem sta
onderhoudt
En tenslotte vraagt de heer Ardon inlichtingen over zand-
strooien "bij gladheid over de Heijningsche Dijk.
Hierna verzoekt de voorzitter de raad of er mede accoord
kan worden gegaan dat de vroegere Kadasterkast geresfeiureer
en enigzins verfraaid wordt,waarna deze kast op de "burge
meesterskamer gepla tst kan worden.Deze kamer is nog spaar
zaam gemeubeld en de kist die er thans geplaatst is (parti
culier eigendom van de burgemeester)zal binnenkort worden
weggehaald,waarna het vertrek er nog leger zal uitzien.
Ha enige discussie blijkt dat verscheiden leden,waaronder
wethouder Bom,van mening zijn dat dit onderwerp beter be
handeld kan worden bij de gemeente-begroting 1951.
Hierna sluit de voorzitter de vergadering.
VERGADERING VAN DEN GEMEENTERAAD
op Vrij- dag 16 Februari 19 51
des na- middags 2 uur
Tegenwoordig de heren: S.Bom, A. A. C. AkkermansP.F.Weijnen,
A.Hamers, G.de Wit, B.P.Maris, J.T.Ardon,H.van Dis Jzn,J.D.
C. Geuze ,N.Koomans van den Dries en G. G.Kannekens.
Voorzitter de Edelachtbare heer P.W.ter Haar.
Secretaris de ,heer A. van Dis.
Om 2 uur opent de Voorzitter de vergadering en stelt aan de
orde
1. Notulen.
De heer B.P.Maris zegt in de notulen van de vorige vergade
ring van 1 Februari 1951 gemist te hebben dat de Voorzitter
bij de behandeling van punt 25,Bouw-Woning-en Welstandstoe
zicht heeft verklaard dat wanneer de gemeente niet zou aan
sluiten bij de gemeenschappelijke regelingGedeputeerde Sta
ten hiertoe zouden verplichten.
De Voorzitter meent dat hij zich niet zo sterk heeft uitge
drukt. Hij heeft alleen medegedeeld dat de kans op een verplich
ting bestaat.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het laatste alsnog
in de notulen op te nemen en deze vast te stellen.
2. Vaststelling gemeente-begroting 1951.
De Voorzitter geeft een overzicht van de eindcijfers en
van de post onvoorziene uitgaven.
Hij geeft daarna gelegenheid tot het houden van algemene be
schouwingen
De heer H.van Dis zegt:
Mijnheer de voorzitter.
Wanneer men de begroting welke thans aangeboden is nader be
kijkt dan komt men tot de conclussie dat deze geen blijk#
geeft van een verantwoordelijk zakelijk finantieel beleid,
en kan men zich niet onttrekken aan de gedachte dat het col
lege van burgemeester en wethouders niet beseft in welke
financiële positie onze gemeente is komen te verkeren.
Als men nagaat mijnheer de voorzitter dat de gemeente-schuld
per 1 Januari 1946 f 202186.-bedroeg en deze tot 1 Januari
1951 is opgelopen tot over het millioen dan is het