Dat de raad steeds een rad voor de oogen gedraaid wordt
"bewijst weer dit punt der agenda, nu duidelijk naar voren
komt de grond waarop nu reeds huizen gebouwd zijn nog geen
eigendom der gemeente is, zeer dus in strijd met de "bewe
ringen van Burgemeester en Wethouders in de vergadering
van nu een jaar geleden.
Noch met de grond van Oostdijck, noch met de grond van
Stoop is het in orde. Noch steeds heeft de gemeente daar
over geen "beschikkingsrecht en niettegenstaande zijn er hui
zen op gebouwd.
Nu komt men met de moeilijkheden, die de gemeente extra
geld gaan. kosten, zijnde een gevolg van een wanbeheer der
gemeente zaken.
Ik acht derhalve Burgemeester en Wethouders niet bere
kend voor hun taak.
Ik sta op het standpunt dat de heeren Wethoudersdie zoo
graag de gemeentebelangen opofferen voor politiek gekonkel
het meerdere maar uit eigen zak moeten betalen. De straat
belasting is niet in het leven geroepen om door Burgemees
ter en Wethouders op onbehoorlijke wijze te doen uitgevenJ
Die de ruiten ingooien moeten ze zelf maar betalen.
Toen het raadsbesluit van 26 Juli 194-8 door Gedeputeerde
Staten was goedgekeurd, had opdracht aan den notaris gege
ven moeten worden en dan zouden er zelf verder geen moei
lijkheden zijn geweest.
De Voorzitter zegtdat het wantrouwen in deze zaak in
den raad slechts van één persoon komt. Het gelijk is in desie
kwestie aan de kant der gemeente. De zaak Oostdijck is een
gewoon verschijnsel, met de behandeling waarvan het belang
der gemeente is gediend.
De heer J.D.C. Geuze is het in zekeren zin met den heer
H. van Dis Jzn. eens, dat de gemeente op kosten is gejaagd,
dit was niet noodig geweest.
Als de Voorzitter de meening van den heer Geuze betwij
felt, zegt deze dat hetgeen hij beweert bewezen wordt door
de brief van den heer Oostdijck. A3jjs de gemeente direct op
het aanbod van den heer Oostdijck was ingegaan, was de
zaak af geweest.
Tusschen den voorzitter eenerzijds en de heeren H. van
Dis Jzn. en J.D.G. Geuze anderzijds onspint zich dan een
discussie over het financieel nadeel, dat de gemeente heeft
door de behandeling van de zaak, zooals die is geschied.
Tenslotte vraagt de voorzitter de leden of zij het voorstel
van Burgemeester en Wethouders accepteeren.
De heeren H, van Dis Jzn., J.D.G. Geuze en G.J. van Dis
antwoorden ontkennend.
De heeren A. Hamers en P.F. Weijnen zijn van meening dat
de raad het voorstel maar moet aannemen, omdat de huizen 3
op de te ruilen grond toch al zijn gebouwd, waarbij wordt
gememoreerd, dat de raad betreffendede verkrijging van grond
voorheen reeds verschillende malen voor voldongen feiten werd
geplaatst.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders hierna in
stemming gebracht zijnde, wordt hierna met7 tegen 4- stemmen
aangenomen en het ontwerp-besluit vastgesteld. b<|
Tegen stemden de heeren H. van Dis Jzn., J.D.G. Geuze, G. de
Wit en C.J. van Dis Pzn.
6Vaststelling bedrag bedoeld in artikel 35 der lager-onder-
wijswet 1920 voor 194-9.
Bij schrijven d.d. 21 Februari 194-9 stellen Burgemeester
en Wethouders den raad voor het bedrag per leerling bedoeld
in artikel 101 der lagêr onderwijswet 1920 voor 194-9 vast
te stellen op 19,07.
De voorzitter licht het voorstel vAn Burgemeester en Wet- c
houders toe.
De heer Weijnen geeft dan een verklaring van de verschil
len tusschen de opgave van benoodigde schoolbehmeften gedaan
door Burgemeester en Wethouders, en die gedaan door den heer
Beerendonk, hoofd der R.K. Jongensschool. Spreker is van mee
ning, dat een bedrag van 21,07 per leerling noodig is.
De heer H. van Dis Jzn. vraagt welke berekening is gevolgd
bij het voorstel om het bedrag te bepalen op 15,- per leer
ling, gedaan in de vorige vergadering. Als Burgemeester en f
Wethouders in den raad komen met een voorstel is dit ergens
op gebaseerd, in dit geval op hetgeen het openbaar onderwijs
kost. Een bedrag van 19,07 is verblijdend, hoewel de school
bestumen er niet mee rond kunnen komen. Spreker vraagt zich
echter af, waarom eerst een bedrag van 15,- is voorgesteld.