Hierna komt nogmaals ter sprake de plaats waar de verniel
de vlasseri jen kunnen worden gebouwd.
De heer 0.G-.Kannekens is van meening dat een vlasbedrijf
onder langs den Kadedijk niet op zijn plaats is,omdat de
vlassers met hun wagens dikwijls af en aan moeten rijden
en bij een oprit is dit zeer lastig.Verschillende andere
leden zijn de meening van den heer Kannekens toegedaan.
Ook Ir.van Oijen is van meening dat de vlasbedrijven onder
langs den Kadedijk niet op hun plaats zijn,omdat voor een
paar huizen rioleering,met nog een onderstraat voor het
wagenverkeer,zeer kostbaar is,vooral omdat maar aan èèn
kant kan worden gebouwd.
De Voorzitter stelt daar tegenover dat,wil men aan de
Langeweg gaah bouwen,het bouwterrein verhoogd zal moeten
worden,omdat ook het gedeelte achter het voor de vlasse
ri jen -te bestemmen gedeelte in exploitatie zal moeten wor
den genomen.De totale kosten zullen dan hooger worden dan
wanneer de vlasbedrijben aan den Kadedijk gebouwd worden.
De heer P.F.Weijnen zegt dat wanneer de vlassers aan den
Kadedijk en op Zwingelspaan kunnen herböuwen,de moeilijk
heid voor hen alvast is opgelost.
Ir.van Oijen antwoord hierop dat de gemeente dan bij verde
re uitbreiding weer voor dezelfde moeilijkheden zit dat
naar bouwterrein gezocht moet worden.
De Voorzitter zegt dat juist hierom burgemeester en wethou
ders van meening zijn dat een kleine ring rond de gemeente
voldoende zou zijn.Wanneer dan nog op de perceelen van de
vernielde woningen gebouwd mag werden,zal men samen met de
middenstandswoningen en de bungalows voor de eerste 25 jaar
voldoende hebben.
Ir.van Oijen is van meening dat,indien dit werkelijk het
oordeel van Burgemeester en 'Wethouders is,Fijnaart geen
uitbreidingsplan noodig heeft,doch spreker heeft opdracht
gekregen een plan te ontwerpen voor een grootere woningbe
hoefte dan waarmede nu rekening wordt gehouden.
De Voorzitter zegt nogmaals dat de raad er prijs op zal
stellen op korten termijn een nieuw plan in overweging te
kunnen nemen.Voorts -is een spoedig antwoord op de vraag of
de noodwoningen aan den Kadedijk kunnen worden gebouwd ge-
wenschtc.We moeten vlug kunnen bouwen,zegt spreker en hij
verzoekt Ir.van Oijen den Inspecteur van de Volksgezondheid
te wijzen op de zeer groote financieele bezwaren die tegen
tegen het ontwerp-uitbreidingsplan van den Provincialen
Planologischen Dienst zijn,omdat deze zwaarder wegen dan
de stedebouWkundige factoren die voor aanneming ervan plei
ten.
Ir.van Oijèn zegt nogmaals van meening te zijn dat men dan
na verloof van tijd toch weer ruimt^e om te bouwen te kort
zal koman,waartegen de Voorzitter inbrengt dat de financi
eele toestand der gemeente dan misschien beter zal zijn dan
thans het geval is.Een uitbreidingsplan hu is te kostbaar.
De heer J.T.Ardon is van meening dat de bouwgrond in het
ontwerp-uitbreidingsplan te duur zhl zijn. F 13.= huur per
week is veel te hoog.
De heer Vernaaien van hèt Bouw- Woning en Welstandstoezicht
denheer Ardon antwoordende,zegt dat derhalve de gemeente
zelf zal moeten bouwen met steun van het Rijk en daarvoor is
een plaats noodig.
De heer J(.T. Ardon zegt dat de gemeente uiterst zuinig zal
moeten zijn, Wanneer de helft van het weekloon aan huishuur
moet besteed worden,hetzij dat dit bedrag rechtstreeks,hetzij
in den vorm van belasting'wordt betaald,komt dit veel te
duur uit.
De heer Verpaalen zegt dat inderdaad geen enkel particulier
zelf kan bouwen in dezen tijd,omdat dit te duur is,daarom
moeten de gemeenten in samenwerking met het rijk voor wo
ningen zorgen.Spreker is van meening dat de raad een tus-
schenweg moet zoeken tusschen de noodzaak van zorg voor de
volkshuisvesting en het ontwerp-uitbreidingsplan van den
Provincialen Planologischen Dienst.
De heer S.Bom zegt dat de gemeente toch al voor 80 woningen
zal zorgen.
De &eer Verpaalen zegt dat 150 woningen in de toekomst noo
dig zijn,en terrein voor 70 woningen moet derhalve nog woré
den gezocht.landarbeidersplaatsjesdus verspreide bebouwing
is alleen voor landarbeiders in den zin der landarbeiderswet
omdat deze arbeiders hun hoofdbestaan in dit plaatsje moeten
zoeken.Met ieder kan dus in den polder gaan bouwen.
Op een opmerking van den heer P.F.Weijnen dat dergelijke
landarbeiders in Pijnaart niet veel zullen worden aangetrof
fen,antwoordt de heer Verpaalen dat hij deze zienswijze
deelt,maar- dat het vraagstuk van de landarbeiderswoningen
toch zal moeten worden bekeken.