Ir.van Oijen antwoordt hierop dat dé gemeente gelden terug-1
krijgt door verkoop van bouwperceeltjés.De groote kwestie
is dat de gemeente zal moeten bouwen.
De Heer W.C.Grootenboer vraagt waarom juist het plan ont
worpen is op een terrein dat veel zal moeten worden opge
hoogd,waarop Ir.van Oijen antwoordtdat overal waar een
uitbreidingsplan geprojecteerd wordt,de grond opgehoogd
zal moeten worden.
Haar aanleiding van een opmerking van den Voorzitter dat
de grond aan den anderen kant van het dorp hooger is,ont
staat een discussie tusschen de raadsleden en Ir.van Oijen
over hét peil van de grond op verschillende plaatsen in de
gemeente
De Voorzitter zegt dat er groote moeilijkheden zijn voor
Burgemeester en wethoud rs niet alleen,maar ook voor den
raad.Er komt nog éen plan voor H arbeiderswoningen,dan
nog een plan voor boüw door particulieren.De arbeiders-
wohingen zullen komen in den vorm van woningwetwoningen,
maar deze kunnen niet door de woningen van het wederop-
bouwplan heen worden gebouwd,daarom wil het gemeente-be
stuur vasthouden aan het oude plan en de woningwetwoningen
langs den Kadedijk bouwen.
Ir.van Oijen betoogt nogmaals dat bouwén langs den Kade-
dijk stedebouwkundig onjuist is: als de Voorzitter opmerkt
dat de gemeente voor de gedupeerden^moet zorgen en dat er
ook nog iele oude woningen zijn,die opgeruimd moeten worderj,
antwoordt hij dat daarom juist een ruim uitbreidingsplan
noodig is.
De Voorzitter is van meening dat de bewoners van Heijnin-
I gen en Zwingelspaan niet naar het dorp gehaald moeten wordè
Ir.van Oijen zegt dat dit ook"nooit de bedoeling van den
Provincialen Planologischen Dienst is gewwest.Het plan is
ontworpen naar gegevens die het gemeente-bestuur heeit
verstrekt in verband met de woningbehoefte voor de toekomst.
'De Voorzitter zegt dat in de toekomst 150 woningen noodig
zullen zijn.
Enkele raadsleden gaan met(dit door den Voorzitter mede
gedeelde getal accoord,maar wenschen hierbij op te merken
dat dit bedoeld is voor de geheele gemeente en niet alleen
voor de kom Pijnaart.
Ir.van Oijen is van meening dat niet ieder die een perceel
grond heeft,daarop maar moet kunnen bouwen.De boeren zijn
ook tegen grondversnippering.
Verspreid bouwen bevordert niet het gemeenschapsleven en
daarop is de mensch van nature toch ingesteld.Bovendien is
bij verspreide bebouwing het politie-toezicht en ook b.V.de
brandweer beduidend duurder.
De heer S.Bom merkt op dat Ir.van Oijen vergeet dat Pijnaart
een landbouwbevolking heeft.We kunnen in Pijnaart 5 kernen
onderscheiden, Pijnaart, ïïeijningen Kade Zwingelspaan
en Oudemolen.Voor al deze kernen"zullen we woningen moeten
bouwen.
ALS dit ontwerp-uitbreidingsplan uitgevoerd wordt,zal de ge
heele bevolking naar de kern Pijnaart worden getrokken.
Ir.van Oijen zegt,dat dit niet de bedoeling is.Dit ontwerp
plan is voor de kern Pijnaart,de menschen zullen zeker naar
deze kern toekomen.I-Iet land wordt er door beschermd,alleen
de agrariërs'zullen zich in de andere kernen vestigen,maar
de overige inwoners in de kern'Pijnaart
Op een opmerking van'den heer O.J.van Dis dat Pijnaart een
landbouwbevolking heeft en het voor deze menschen niet pret
tig is om ver te moeten fietsen naar hun werk,antwoordt Ir.
van Oijen nogmaals,dat dit niet de bedoeling is,omdat men
de menschen die in Heijningen,Zwingelspaan,Kade en Oudemolen
noodig zijn,niet zal verplichten om in Pijnaart te wonen.
De' heer P.P.Weijnen merkt hierover op dat dan een groot uit
breidingsplan voor de kom Pijnaart niet noodig is.
Hierna wordt nogmaals gediscusseerd over de plaats voor de
noodwoningen (bungalows)waarbij komt vast te staan dat de
Inspectie van dé Volksgezondheid zich zal blijven verzetten
tegen den bouw hiervan langs den Kadedijk.
De heer P.P.'Weijnen merkt op dat als de raad niets heeft te
heggen over de plaats waar de noodwoningen zullen worden ge
bouwd, de Inspecteur van de Volksgezondheid dan ook maar de
gelden voor de uitvoering van het ontworpen uitbreidings
plan moet fourneeren.
De heer Ir.van Oijen geeft hierna een uiteenzetting van het
begrip "St'edebouwkunde"en toont aan waarom de Inspectie
zich tegen bouwen langs den Kadedijk vehzet.
De heer J.T.Ardon vraagt waar de plaatsjes ingevolge de