De Voorzitter deelt mede dat voor het schoolgeldjaar 1945-
1946 het vermenigvuldigingscijfer voor de schoolgeldheffing
isoet worden vastgesteld en na een algemeene beschouwing te
hebben gegeven over schoolgeldheffing in het algemeen en
over het vaststellen van het vermenigvuldigingscijfer in het
bijzonder,zegt hij dat de Raad nu zelf maar eens moet bepa
len welk<cijfer moet:worden vastgesteld.
-De heer W.C.Groot^nboer vraagt vjmarom.geep. hooger bedrag dar,
f I00.=aan schoolgeld kan worden geheven.
De.Voorzitter zegt dat het inkomen al progressief belast is,
daarom is de schoolgeldheffing niet sterk progressief te
heffe n.
De Heer J.D.C.Geuze zegt dat de Raad niet beneden het cijfer
4 zal kunnen vaststellen.
De heer P.F.Weijnen is van oordeel dat de uitgaven voor de
scholen niet tot de laatste penning door de .ouders van de
schoolgaande kinderen,maar voor een gedeelte ook door de
geheele gemeenschap behoren te worden betaald,en dat der
halve het vermenigvuldigingscijfer niet hooger dan 3 mag zyn.
De Voorzitter deelt mede dat de gemeente sinds eenigen tijd
noodlijdend is en dat deze toestand zoo spoedig mogelijk
moet verdwijnen.
De heer J.D.C.Geuze zegt dat men bij een vermenigvuldigings
cijfer van 4 nog een bedrag van f 3000.=overhoudtdat niet
door schoolgeld is gedekt.
De heer C.G.Kannekens vraagt of groote gezinnen buiten de
schoolgeldheffing vallen.
De Voorzitter antwoordt dat aangezien de schoolgeldheffing
in de meeste gevallen is gebaseerd op de loonbelasting en
personen met groote gezinnen hier buiten vallen,door dezen
ook geen schoolgeld verschuldigd zal zijn.
De heer S.Bom zegt dat het een moeilijke kwestie is en vindt
het cijfer 4 juist.
De heer P.F.Weijnen vraagt indien mogelijk het cijfer 3 vast
te stelle n.
De Heer jlT.Ardonvraagt watinaar het oordeel van Burgemeester
en Wethouders een billijke bijdrage in de uitgaven voor het
onderwijs is te noemen.
De Voorzitter antwoordt dat bij een vermenigvuldigingscijfer
van 4 de bijdrage 70is en bij het cijfer 3; 60 a 65$.
De heeren H.van Dis Jzn en C.J.van Dis vragen wat het voo'r-
3tel van Burgemeester en Wethouders is.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders geen be
paald voorstel hebben en als cijfer x noemen.De Raad moet zelf
dit gewichtige onderwerp bekijken en dan zijn besluit nemen.
De heer H.van Dis Jzn is van mening dat Burgemeester en Wet
houders ,dan hun voorstel maat moeten formuleeren naar aanlei-
dingt van de door de raadsleden. gedane opmerkingen.
De heer( P.F.Weijnen blijft van oordeel dat het gewenscht is
de ouders een gedeelte van de onderwijsuitgaveh te laten be
talen en de rest door de geheele gemeenschap.
Haar aanleiding van een vraag van den Voorzitter komen twee
foorstellen uit de vergadering naar voren.
De heer P.F.Weijnen stelt voor het vermenigvuldigingscijfer
vast te stellen op 3«Dit voorstel wordt ondersteund door de
heeren A.Hamers en J.T.Ardon.
De heer J.D.C.Gemze stelt voor het vermenigvuldigingscijfer
vast,te stellen op 4.Dit voorstel wordt ondersteund door de
heeren H.van Dis Jzn en G.de Wit.
Het voorstel van den Heer J.D.C.Geuze,in stemming gebracht
zijndewordt verworpen met 4 tegen 7 stemmen.Tegen stemden de
heeren C.G.Kannekens,W.C.Grootenboer,J.T.Ardon.A.Hamers,P.F.
Weijnen,C.J.van Dis en A.A.C.Akkermans
Het voorstel van den heer P.F.Weijnepbm het vermenigvuldigings
cijfer vast te stellen op 3,in stemming gebracht zijnde wordt
aangenomen met 7 tegen 4 stemmen.Tegen stemden de heeren:G.
de WitS.Bom.H.van Dis Jzn en J.D.C.Geuze.
3 .VASTSTELLING VERORDENING OP DB VBRIIAXELIJKK2DFH.3ELASTIHG
Onder overlegging van een ontwerp-be sluit stellen Burgemeester
en Wethouders voor een belasting voor tooneelvoorstellingen
en andere openbare vermakelijkheden te heffen van 25$ van de
onzuivere opcbrengst.
De heer W.C.Grootenboer vraagt of uitvoeringen die plaatselijke
vereenigingen voor hunne leden en donateurs geven,vrij van be
lasting zijn.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
De heer P.F.Weijnen is van n|eening dat de belasting in Fijnaart
dan een wassen neus zal worden,iedereen zal dan als lid of
donateur toetreden.In groote gemeenten wordt voor uitvoeringen
van groote vereenigingen wel belasting geheven.
De heer G.de Wit zegt,dit niet te gelooven.Hij weet uit onder
vinding dat velen,die toch geregeld uitvoeringen bezoeken,
liever entreegeld per keer betalen dan donateur worden,ter