ÏI het voorschot, bedoeld in art. 101 bis, 7e. lid, der
bedrage van 125,-.
(Zie decimaal nummer -1.851.2 B/0108.741
lager-onderwijswet 1920, over het jaar 1938 vast te stellen
op 4 x 31 ,25 125,-.
(Zie decimaal nummer -1.851.2 B/01.08.741
4. AANVRAAG OM GELDEN ART. 72, L.O.WET 1920, R.K. MEISJES
SCHOOL, A.122a,.te FIJNAART.
Ter tafel komt een schrijven van het bestuur der R.K.
MeisjesschoolA.122a, te Fijnaart, d.d. 29 Januari 1938,
houdende verzoek oih ingevolge artikel 72 der lager-onder
wijswet 1920 gelden uit de gemeentekas te mogen ontvangen
voor het aanschaffen van vijf nieuwe schoolbanken.
Bij schrijven d.d. 14 Februari 1938 stellen burgemeester
en wethouders voor het verzoek in te willigen aangezien de
aanvraag conform de lager-onderwijswet 1920 plaats heeft.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
besloten de gevraagde medewerking te verleenen.
(Zie decimaal nummer -1.851.2 B/06).
AANVRAAG- OM GELBEN ART» 72 der L.O.WET 1920. BIJZONDERE
LAGERE SCHOOL TE HEIJNINGEN. D. 25a.
Hierna komt aan de orde een schrijven van het bestuur
der bijzondere lagere school te Heijningen, D. 25a, d.d.
14 Maart 1938, houdende verzoek om ingevolge artikel 72 der
lager-onderwijswet 1920 gelden uit de gemeentekas te mogen
ontvangen voor het veranderen van de waterleiding, het
verven van de binnenmuren en het aanbrengen van eenige
veranderingen en verbeteringen in de afscheiding van de
speelplaats.
Bij schrijven van 4 April 1938 stellen burgemeester en
wethouders voor de gevraagde medewerking te weigeren, omdat
de thans door het schoolbestuur voorgestelde verander ingen
aan te merken zijn als kosten van instandhouding der school,
waaromtrent bij artikel 101 der lager-onderwijswet 1920 de
noodige voorzieningen zijn getroffen.
De heer H. van Dis vraagt, waar deze leiding pas in \926
is aangelegd, of die nu al versleten kan zijn en vraagt zich
af of daarvoor dan ondeugdelijk materiaal is gebruikt.
De Voorzitter zegt het ook niet precies te weten, maar in
elk geval is het toch zoo dat de gemeente in 1926 het volle
bedrag er voor op tafel geeft gelegd.
Hierna wordt op de door burgemeester en wethouders aan
gevoerde gronden zonder hoofdelijke stemming besloten de
gevraagde medewerking te weigeren,
(Zie decimaal nummer -1.851.2 B/06).
6. TBGEMETKQMING ART. 13 LAGER-QNDERWIJSWET 1920.
In behandeling komt een schrijven van J.M. van Hoof,
wonende te Fijnaart, B. 239, houdende verzoek om een tegemoet
koming ingevolge art. 13 der lager-onderwijswet 1920.
Bij schrijven van 15 April 1938 stellen burgemeester en
wethouders voor een vergoeding toe te kennen van cent per
K.M. en per dag door elk zijner kinderen voor het bezoeken
van de school èf te leggen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten:
1. te rekenen vanaf 13 April 1938 aan J.M. van Hoof ter tege
moetkoming in de vervoerkosten van zijn leerplichtige kinderen,
Geertruida Dimphena; Catharina; Wilhelmus en Elizabeth Maria
naar de R.K.Lagere school te Pijnaart een vergoeding toe te
kennen van cent per door elk der genoemde leerlingen af te
leggen K.M. en per dag;
2. te bepalen, dat de vergoeding zal worden uitgekeerd zoolang
het bovenomschreven geval aanwezig is, met dien verstande, dat
in daartoe leidende gevallen het bedrag der vergoeding nader
zal worden vastgesteld en niet langer zal wórden uitbetaald
dat tot het tijdstip waarop de leerverplichting van de kinderen
eindigt.
(Zie decimaal nummer -1.851.2/07-2).
Voorts wordt zonder hoofdelijke stemming besloten:
burgemeester en wethouders te machtigen verzoeken, gedaan
krachtens art. 13 der lager-onderwijswet 1920. af te werken en
daarbin als maatstaf der toe te kennen vergoeding aan te nemen:
voor on- en minvermogenden cent per kilometer en voor kleine
middenstanders i cent per kilometer.
7» VASTSTELLING VERORDENING ART. 9 DER WINKELSLUITINGSWET.
De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde een schrijven
van burgemeester en wethouders, d.d. April.1938, waarbij in
verband met een s chrijven van gedeputeerde staten van Noord
brabantd.d. 14 Juli 1937, G. N2 501, wordt voorgesteld tot