2. Van de bovengenoemde bedragen is verschuldigd door
belastingplichtigen, wier verschuldigde vermengde hoofdsom
in gemeentefondsbelasting en vermogensbelasting bedraagt:
8,- of meer, doch minder dan 20,- 10$
20,-
36,-
50,-
66,-
80,-
96,- of meer
36,-
50,-
66,-
80,-
96,-
15$
25$
60$
Artikel II.
Artikel 4 wordt gelezen als volgt:
1Belanghebbenden, die tot de on- en minvermogenden behoo-
ren, zijn van de betaling van besmettelijke-ziektengelden
vrijgesteld.
2. Als on- en minvermogenden worden aangemerkt zij, wier
verschuldigde vermengde hoofdsom in gemeentefondsbelasting
en vermogensbelasting minder dan 8,- per jaar bedraagt.
3. Als grondalag voor de bepaling van de vermengde hoofdsom
in gemeentefondsbelasting en vermogensbelasting wordt
genomen de vermengde hoofdsom der belanghebbenden volgens
de door 's Rijks belastingdienst vastgestelde kohieiren dier
belastingen voor het loopend belastingjaar, of zoo deze som
niet of nog niet op deze wijze is bepaald, volgens schatting
door Burgemeester "en Wethouders met inachtneming van de
wettelijke bepalingen omtrent de heffing van gemeentefonds
belasting en vermogensbelasting.
4. Onder vermengde hoofdsom wordt ten aanzien van hoofden
van gezinnen verstaan, de vermengde hoofdsom gemeentefonds
belasting en vermogensbelasting van het hoofd van het gezin
bepaald op de wijze als in het 3e. lid van dit artikel
omschreven, 'vermeerderd met de vermengde hoofdsom der in
wonende minderjarige gezinsleden.
5. De gemeenteraad is bevoegd om in bijzondere gevallen
geheele of gedeeltelijke ontheffing van de betaling der
besmettelijke-ziektengelden te verleenen. De ontheffing moet
schriftelijk worden aangejaagd binnen drie maanden na de
dagteekening van het bericht waarbij het verschuldigde
bedrag aan den belastingplichtige is medegedeeld.
Artikel III.
Dit besluit treedt ih werking op den eersten dag der
maand, volgende op die, waarin de koninklijke goedkeuring
is verkregen.'
(Zie decimaal nummer -1.774).
8. VASTSTELLING PARKEERVERBOD.
In behandeling komt een schrijven van burgemeester en
wethouders d.d. 22 Februari 1937, waarbij wordt medegedeeld,
dat het in het belang van de vrijheid en veiligheid van het
verkeer wenschelijk moet worden geacht om voor de rechter
zijde van de Statiomstraat vanaf het gemeentehuis tot het
begin van den Appelaarschenweg (richting zuid-Oost
noord-west) een parkeerverbod uit te vaardigen.
De heer C.J. van Dis merkt op dat de auto's in de Station
straat dikwijls op het rijwielpad staan. Spreker zegt, dat
zulks moest worden verboden.
De Voorzitter zegt, dat het officieel geen rijwielpaden
zijh.
De heer H. van Dis zegt het beter te vinden, dat een
stationneerverbod wordt uitgevaardigd voor de geheele straat
vanaf het gemeentehuis tot de woning van L.SchippersNaar
sprekers meening is dat gedeelte van de Stationstraat te
smal om te stationneeren ook alzou dit maar aan een zijde
geschieden.
De Voorzitter zegt het met den heer H0 van Dis eens te
zijn, dat bedoeld wegdeel smal is, maar burgemeester en wet
houders willen eerst eens inzien hoe de voorgestelde maat
regel werkt. Het aantal te plaatsen borden wordt anders zoo
groot.
Nadat de' hfeer P.N.Snijders nog had gepleit voor invoering
van een eenrichtingverkeer voor het bovenvermelde gedeelte
Stationstraat en een parkeerverbod voor het rijwielpad van
den Nieuwemolenschendijk, wordt zonder hoofdelijke stemming
besloten:
te bepalen, dat men motorrijtuigen, rijwielen op meer dan
twee wielen of rij- of voertuigen, geen motorrijtuigen of
rijwielen zijnde, niet in stilstand mag hebben, anders dan
tot het onmiddellijk uit- of inlaten of uit- of instappen
van personen of het onmiddellijk laden of lossen van goederer
parkeer-verbodop de rechterzijde van de in de Kom der
gemeente gelegen Stationstraat, vanaf het gemeentehuis tot