1;
Ik
9
Alsxiu stelt de Voorzitter aan de orde de vaststelling van
het ontwerp-besluit tot wijziging der verordening op de
heffing van schoolgeld voor het gewoon lager onderwijs.
De heer C.J. van Dis vraagt of de belasting progressief
wordt geheven.
De Voorzitter antwoordt hierop oeve3tlgend.
De heer P.N.Snijders betreurt het dat de heffing nu
aanvangt bij een belastbaar inkomen van f. 600,-.
De heer H. van Dis zegt de regeling voor de heffing van
schoolgeld onbillijk te vinden. Iemand met f. 600,-
inkomen moet betalen en iemand, die niet aangeslagen is
in de R.I.B. maar wel in de Vermogen sbe las ting betaalt niets
De Voorzitter vindt de regeling om de heffing bij f.600,-
belastbaar inkomen te doen aanvangen niet onbillijk» Men
moet er wel aan denken, zegt spreker, dat iemand met een
inkomen van f800,- met 2 kinderen al niet betaalt. Heeft
zoo iemand 1 kind dan betaalt hij f. 5." P01* jaar. De on
billijkheid dat men niet betaalt wanneer men niet is aan
geslagen in de R.I.B. maar wel in de Vermogensbelasting
zal te zijner tijd wel worden weggenomen.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming tot vaststelling
besloten van de volgende:
VERORDENING tot wijziging der verordening op de
heffing van schoolgeld voor het gewoon lager onderwijs
en voor het vervolgonderwijs in de gemeente Pijnaart c.a
Artikel 1.
Artikel eerste lid, der Verordening op de heffing
van schoolgeld voor het gewoon lager onderwijs en voor het
vervolgonderwijs wordt gelezen als volgt:
1. Het schoolgeld bedraagt per leerling:
Bij een belastbaar inkomen
van
tot
f. 600,-
f. 800,-
800,-
1000,-
1000,-
1200-
1200-
1500,-
1500,-
2000,-
2000,-
2500,-
2500,-
5000,-
5000-
3500,-
3500,-
4000,-
I|D00,-
45OO,-
4-500,-
5000,-
5000,-
en daarboven
In
klasse
Voor het gewoor
onderwijs
per
jaar.
Voor het
openbaar
vervolgon
derwijs per
maand.
f
10
11
12
30,.
51.'
60,.
69,-
78,-
0,05
0,10
0,20
o,i+o
0,60
0,80
1»-
1,20
1,20
1,20
1,20
1,20
Artikel 2.
Artikel 4 wordt gelezen als volgt:
Van hen, wier belastbaar inkomen minder dan f. 600,- per jaar
bedraagt, wordt geen schoolgeld geheven.
Artikel 5.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1955
(zie decimaal nummer -1.851.2/02.2).
Nadat de heer E. van Dis nog een tweetal vragen had gesteld
over een paar begrootingsposten, welke vragen door den Voor
zitter werden beantwoord, wordt de begrooting voor 1955 in zijn
geheel opnieuw zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.
_5_. OPCENTEN GEMEENTEFONDS BELASTING 1955-1956.
Op voorstel van airgemeester en Wethouders, d.d. 29 April
1935> wordt zonder eenige discussie en zonder hoofdelijke
stemming besloten met ingang van het belastingjaar 1 Mei 1955
tot en met 50 April 1958, ten behoeve dezer gemeente op de
hoofdsom der gemeentefonds belasting te heffen 75 opcenten.
(Zie decimaal nummer -1.7li|..52i|)